- Met het herstel van de toeristische sector in 2004 is een einde gekomen aan de dip die ontstond na 11 september 2001, de oorlog in Irak en de SARS-epidemie.
- De stijging van het toeristische bezoek in 2004 werd voornamelijk veroorzaakt door stedentrips van Amerikanen en Japanners. De opkomst van toeristen uit China en de rest van Azië geeft een nieuwe impuls aan de Amsterdamse toeristensector.
- Amsterdam heeft de laatste jaren aanzienlijk meer concurrentie gekregen als het gaat om het trekken van buitenlandse bezoekers, met als gevolg een terugval op de Europese en internationale ranglijsten. Steden als Barcelona, Berlijn, Praag en Warschau zijn enorm snel gegroeid in populariteit bij toeristen en zijn daarmee een serieuze bedreiging geworden voor de toeristische sector in Amsterdam.
- Binnen Nederland trekt Amsterdam de meeste hotelgasten: één op de vier toeristen overnacht in de hoofdstad. Het aandeel van Amsterdam in het totale aantal hotelgasten in Nederland is toegenomen van 24,9% in 2000 naar 26,0% in 2004. Overigens verblijven niet alle toeristen in een hotel; jaarlijks komen er ruim 5 miljoen dagjesbezoekers naar Amsterdam.
- Het aantal hotelkamers in Amsterdam is gestegen van 17.156 in 2002 tot 17.728 in 2004. Per saldo is er dus sprake van groei. Deze groei is echter nog te laag, omdat de vraag sterker is gestegen en Amsterdamse hotels in piekperiodes “nee” moeten verkopen. Dit remt de groei van het toeristisch en zakelijk bezoek.
- Vanaf 2004 laat het congresbezoek aan Amsterdam – na enkele magere jaren - weer een licht herstel zien. Ook hier is de concurrentie echter toegenomen. De belangrijkste concurrenten van Amsterdam in deze markt zijn Barcelona en Wenen.
Winkels en kleinschalige bedrijven
Tienduizenden winkels en kleinschalige bedrijven in diverse branches bepalen het gezicht van Amsterdam. Ontwikkelingen die de afgelopen jaren invloed hebben gehad op dit cluster zijn:
- Het jaar 2005 is het derde achtereenvolgende jaar waarin de lonen reëel dalen en dat vertaalt zich in beduidend lagere consumptieve bestedingen. Als gevolg hiervan daalde in 2003 en in 2004 de omzet in de Nederlandse detailhandel. Ook het eerste kwartaal van 2005 laten zowel de food als de non-food winkels nog steeds een daling van de omzet zien van 2,9%. In het eerste kwartaal van 2005 lagen de prijzen gemiddeld 1,1% onder het niveau van dezelfde periode een jaar eerder.
- De prijzenoorlog bij de supermarkten heeft zijn weerslag gehad op de werkgelegenheid in de detailhandel. In 2005 waren er bijna 400 mensen minder werkzaam in de Amsterdamse winkels dan in 2004. In totaal is de detailhandel nog goed voor circa 8 procent van de totale werkgelegenheid in Amsterdam.
- De behoefte aan kleinschalige bedrijfsruimte is de laatste jaren gestegen. Veel van de nieuwe kleine bedrijfjes hebben te maken met de creatieve industrie. In heel Amsterdam worden voormalige bedrijfsgebouwen (ROC gebouwen, NDSM werf) herbestemd voor onder andere broedplaatsen en kleinschalige bedrijvigheid.
Figuur 5 Werkgelegenheid in de Amsterdamse detailhandel in 2004, absolute aantallen
Bron: O+S, Amsterdam in cijfers 2004
2.2 Vestigingsklimaat
Belangrijke factoren voor het vestigingsklimaat die in Hermez worden onderscheiden hebben betrekking op bedrijfslocaties, bereikbaarheid, arbeidsmarkt en woonmilieu. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan recente ontwikkelingen op deze vier deelgebieden.
Bedrijfslocaties
- De regio Amsterdam kent op lange termijn een structureel tekort aan bedrijven- en haventerreinen en een overaanbod van kantoorlocaties. In het Platform Bedrijventerrein en Kantoorlocaties (PLABEKA) wordt intensief met de regiogemeenten samengewerkt hoe, via onder andere regionale afstemming van de ontwikkeling van bedrijfslocaties, deze problematiek op langere termijn kan worden opgelost.
- Wat betreft het tekort aan bedrijven- en haventerreinen is het van groot belang dat de harde en zachte plancapaciteit daadwerkelijk op tijd wordt ontwikkeld. Vraag en aanbod zijn nog lang niet in evenwicht. Het evenwicht tot 2030 is er namelijk alleen indien alle zachte plannen worden omgezet in harde plannen. De ontwikkeling van deze terreinen neemt minimaal vijf jaar in beslag, hetgeen noodzaakt tot tijdige ontwikkeling.
- Op het gebied van de huidige bedrijventerreinen in Amsterdam zijn er recent visieplannen opgesteld voor het bedrijventerrein Minervahaven en de Sloterdijkterreinen. De bedrijventerreinen Overamstel en Buiksloterham worden omgevormd tot gemengde stedelijke gebieden.
- Net als de conjunctuur vertoonde de kantorenmarkt in 2004 de eerste kenmerken van herstel. Hoewel het kantoorgebruik toenam en een groot aantal bedrijven nieuwe kantoorruimte in gebruik nam, liep de leegstand in de regio in 2004 licht op tot circa 20%. Ook de huurprijzen op de kantorenmarkt bewegen zich momenteel voorzichtig naar een wat lager niveau. De afgelopen jaren zijn daarnaast tegemoetkomingen in de kosten of huurvrije periode verstrekt.
Bereikbaarheid
- Verbetering van zowel de interne als de externe bereikbaarheid is nodig om Amsterdam aantrekkelijk te houden als vestigingsplaats. Met grote projecten als de aanleg van de Noord-Zuidlijn en de Westrandweg werkt Amsterdam aan deze noodzakelijke verbetering.
- De afgelopen jaren is de bereikbaarheid van Amsterdam over de weg verder onder druk komen te staan (meer files). De waardering door in Amsterdam gevestigde bedrijven van de autobereikbaarheid van en naar de stad is in 2005 ook met een half rapportpunt gedaald in vergelijking tot vorig jaar (bron: Bedrijvenpanel EZ, 2005). Het meest tevreden zijn bedrijven in Nieuw West en het minst tevreden zijn ondernemers in het centrum.
Arbeidsmarkt
- In de periode 2001-2005 is het aantal banen in de regio Amsterdam sterk gedaald. De afname van de werkgelegenheid in Amsterdam is echter wel minder groot dan in de rest van Nederland. Verder heeft de daling vooral betrekking op de jaren voor 2004: het aantal banen in Amsterdam begin 2005 ligt ongeveer op hetzelfde niveau als in 2004, te weten 410.000 arbeidsplaatsen.
- De werkloosheid is in de periode 2001-2005 met ruim 40.000 toegenomen (volgens de definitie van minstens 12 uur per week willen werken, direct kunnen beginnen en actief zoeken). Het werkloosheidspercentage in Amsterdam bedraagt in 2005 naar schatting een kleine 11% en zal naar verwachting in 2006 weer licht dalen.
- De werkloosheid in Amsterdam kent een belangrijke structurele component als gevolg van een mismatch op de arbeidsmarkt. Vraag en aanbod sluiten daarbij niet goed op elkaar aan. Er is vooral vraag naar hoogopgeleiden, terwijl de werkloosheid met name onder laaggeschoolden is. Van de Amsterdamse werklozen is namelijk meer dan de helft laaggeschoold.
-
De feitelijke beroepsbevolking is in de loop der jaren een groter deel gaan uitmaken van de potentiële beroepsbevolking. Dit komt doordat meer vrouwen zijn gaan werken, maar ook door overheidsmaatregelen om ouderen langer aan het werk te houden (van VUT naar prepensioen), de arbeidsongeschiktheid te verminderen (herkeuringen WAO) en de bijstand te beperken.
Quality of life
- Bij de aantrekkelijkheid van Amsterdam als vestigingsplaats speelt het aanbod van geschikte huisvesting een belangrijke rol. De Amsterdamse woningmarkt kent echter een lage dynamiek. Deze lage dynamiek is gerelateerd aan de afgenomen doorstroming en de geringe groei van de woningvoorraad.
- In Noordvleugelverband is duidelijk geworden dat er op woongebied een enorme opgave ligt. Dit is een belangrijke randvoorwaarde voor het slagen van de economische ambities van Amsterdam en de Noordvleugel.
- De samenstelling van de woningvoorraad verandert langzaam. Het aantal koopwoningen is de laatste jaren flink toegenomen tot 21%, met een groei van 25% de afgelopen vier jaar. Dit is met name te danken aan de bouw van nieuwe koopwoningen en het omzetten van huurwoningen in koopwoningen. In de huursector is het aantal woningen die bereikbaar zijn voor huishoudens met een laag inkomen (de kernvoorraad) afgenomen. Deze ontwikkeling moet bijdragen aan het oplossen van de mismatch op de huidige woningmarkt, waar een gebrek is aan woningen voor de midden en hogere inkomens.
- Kunst en cultuur zijn steeds belangrijkere factoren als het gaat om het woon- en leefklimaat van een regio. Culturele trekkers met een internationale uitstraling zijn met name van belang, omdat de economische spin-off hiervan groot is.
- Het toegenomen gevoel van onveiligheid en de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh hebben een negatieve invloed gehad op het imago van de leefbaarheid in Nederland (en vooral ook in Amsterdam) bij binnen- en buitenlanders (expats).
Kader: het Amsterdamse vestigingsklimaat in internationaal perspectief
De Afdeling Economische Research van EZ/Amsterdam heeft in 2005 een breed onderzoek uitgevoerd naar de internationale concurrentiepositie van de regio Amsterdam. Uit dit onderzoek blijkt dat de internationale concurrentiepositie van de regio Amsterdam in de afgelopen jaren is verslechterd. Na een periode van extreme groei en toegenomen aantrekkelijkheid in de jaren negentig, is er rond de millenniumwisseling een duidelijke kentering waarneembaar. Ondanks de neergang is de regio Amsterdam nog wel steeds één van de meest aantrekkelijke vestigingsregio’s in Europa voor buitenlandse bedrijven. Dit blijkt op drie fronten:
- Amsterdam scoort in 2004 – na Londen – als beste met betrekking tot het aantrekken van nieuwe buitenlandse vestigingen.
- In de belangrijkste internationale benchmarks neemt Amsterdam – in vergelijking tot concurrerende Europese steden – nog altijd een hoge positie in.
- Uit enquêtes onder gevestigde buitenlandse bedrijven in de regio blijkt een relatief hoge waardering van het Amsterdamse vestigingsklimaat.
Verder scoort Amsterdam juist sterk op de locatiefactoren die bedrijven het belangrijkst vinden bij de keuze voor een vestigingslocatie, zoals toegankelijkheid van de afzetmarkt en (internationale) bereikbaarheid. Wat betreft type bedrijvigheid doet de regio Amsterdam het erg goed in de segmenten Europese distributiecentra en hoofdkantoren. Bij het aantrekken van R&D-vestigingen doet Amsterdam het een stuk minder.
2.3 Organiserend vermogen
Het organiserend vermogen van Amsterdam kent vele componenten. Samenwerkingsverbanden en netwerken tussen ondernemers, kennisinstellingen en overheden vormen de basis voor het gezamenlijk aanpakken van knelpunten en het nemen van nieuwe initiatieven. Het primaire doel van samenwerken tussen ondernemers is het bevorderen van de eigen belangen, zoals het optimaliseren van de bedrijfsvoering en de continuïteit van het bedrijf. Hierbij is het niet alleen van belang dat de ondernemer zelf zijn zaken voor elkaar heeft, ook de omgeving waarin deze opereert moet op orde zijn. In deze omgeving speelt – naast de directe concurrenten – de overheid ook een rol. Deze rol varieert van wet- en regelgeving tot het goed onderhouden van de openbare ruimte.
In de relatie tussen ondernemers onderling en tussen ondernemers en overheid is dus sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid of op zijn minst de noodzaak tot een gemeenschappelijk draagvlak. In dit verband hecht de gemeente er aan dat de organisatiegraad van het bedrijfsleven verbetert. De afgelopen jaren is daarom geïnvesteerd om het organiserend vermogen te versterken:
- Er is stevig geïnvesteerd in een actieve benadering van het bedrijfsleven (ambtswoninggesprekken). In de stad zijn ook op meerdere manieren acties ondernomen om de structurele samenwerking tussen verschillende partijen te ondersteunen. Voorbeelden hiervan zijn de MKB-manager en de Amsterdam Innovatie Motor.
- Op een hogere schaal is het organiserend vermogen versterkt via intensievere samenwerking in regionale overlegorganen zoals het ROA, de Noordvleugel en regio Randstad. Deze organen geven een impuls aan de samenwerking op regionaal niveau. In deze gremia wordt ook in regionaal verband gekeken naar thema’s als bereikbaarheid en Schiphol. Ook in het kader van Pieken in de Delta krijgt de samenwerking met de Noordvleugel (inclusief Utrecht) een belangrijke impuls.
3. Veranderingen in de economische structuur verklaard
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de kernvraag van de evaluatie: in hoeverre heeft Hermez invloed gehad op de hiervoor beschreven veranderingen in de economische structuur van Amsterdam vanaf 2002? Het antwoord op deze vraag kan niet los worden gezien van de exogene veranderingen in de economische omgeving van Amsterdam. In paragraaf 3.1 worden de verschillende determinanten van economische verandering toegelicht en beschreven. De afstemming van het Hermez-beleid op de exogene omgeving en het beleid van andere diensten staat centraal in paragraaf 3.2. De uitwerking per speerpunt komt in paragraaf 3.3 aan bod.
3.1 Determinanten van economische verandering
Zoals ook uit het analysekader uit de inleiding kan worden afgeleid, is er een drietal determinanten van verandering te onderscheiden die een verklaring kunnen geven voor de huidige positie van de Amsterdamse economie (in relatie tot de uitgangssituatie in 2002). Dit betreft:
- Structurele trends op internationaal niveau
- Conjuncturele ontwikkelingen
- Effecten van Hermez
Inzicht in het samenspel van deze factoren is belangrijk om de veranderingen in de economische structuur van Amsterdam – en de daaruit resulterende beleidsimplicaties – in de juiste context te kunnen plaatsen.
Structurele trends op internationaal niveau
Exogene ontwikkelingen zijn in belangrijke mate bepalend voor het economische ‘speelveld’ van Amsterdam. Dit betreft factoren die niet of nauwelijks beïnvloedbaar zijn vanuit (lokaal en regionaal) beleid, maar wel een belangrijke verklaring kunnen bieden voor de achterliggende ontwikkeling, de huidige economische situatie en ook de groeipotenties in de komende jaren. Daarbij is de Amsterdamse economie – door de sterke internationale oriëntatie – extra ontvankelijk voor internationale trends en conjuncturele ontwikkelingen die spelen op mondiaal en Europees niveau.
Voorbeelden van structurele trends die spelen op internationaal niveau die nadrukkelijk ook relevant zijn voor het Amsterdamse economische beleid betreffen:
- Toenemende internationale concurrentie tussen (stedelijke) regio’s. Als gevolg van convergentie van macro-economische condities (uniforme Europese regelgeving) neemt het belang van regio-specifieke factoren toe bij het aantrekken en vasthouden van bedrijvigheid.
- Uitbreiding van de EU. Het zwaartepunt van de EU verschuift naar het Oosten, met als gevolg een vergroting van de interne markt (kans) maar ook een toenemende concurrentie van Oost-Europese stedelijke regio’s (bedreiging).
- Opkomst van China en Oost-Europa als ‘emerging markets’. Deze landen zijn belangrijke groeimarkten voor het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid en buitenlandse toeristen. Daarnaast vormen deze lage lonen landen eveneens een bedreiging als het gaat om outsourcing van de in Amsterdam gevestigde bedrijvigheid.
- Terreurdreigingen in Nederland en aanslagen in Londen en Madrid. Hierdoor staat het thema veiligheid nu hoog op de maatschappelijke en politieke agenda. Daarnaast is er ook door de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh sprake van een verslechtering van het Amsterdamse imago in het buitenland.
- Verdergaande transformatie naar een kenniseconomie. Gevolg van deze trend is een toenemende nadruk op ‘human capital’ (hooggeschoolde arbeid) en de opkomst van de creatieve industrie als belangrijke groeisector. Dit laatste geldt ook voor het cluster ICT en nieuwe media, hoewel de ICT begin deze eeuw een behoorlijke dip heeft gehad.
- Ruimtelijke scheiding van bedrijfsfuncties en daaraan gekoppeld een toenemende (internationale) mobiliteit van goederen en vervoer. Het belang van een goede interne en externe bereikbaarheid van de stad neemt hierdoor toe.
Conjuncturele ontwikkelingen
Aan het begin van deze eeuw is in Nederland een einde gekomen aan de zeer hoge economische groeicijfers van de tweede helft van de jaren negentig. In die periode kende ook Amsterdam een uitzonderlijk hoge groei, welke vooral werd gedreven door factoren als de openheid van de economie, de inhaalslag in arbeidsparticipatie van vrouwen en hoge consumentenbestedingen als gevolg van o.a. de explosie van de woningprijzen en de aandelenkoersen. In combinatie met de specifieke karakteristieken van de Amsterdamse economie (Schiphol, sterk cluster zakelijke en financiële dienstverlening, sterke focus op export) zorgden deze factoren voor ongekende economische groeicijfers. Na de millenniumwisseling is de groei echter volledig ingezakt met als dieptepunt een lichte krimp van de economie in 2003.
Momenteel trekt de economie weer langzaam aan. Naar verwachting zal de economische groei in de regio Amsterdam versnellen van 1,2% in 2004 tot 1,6% in 2005 en 2,8% in 2006. Deze groeicijfers zijn gemiddeld hoger dan in de rest van Nederland, maar de aanzwengelende groei zal bij lange na niet het niveau bereiken van de jaren negentig. Belangrijke stuwende krachten achter het conjunctuurherstel in de regio Amsterdam zijn buitenlandse toeristen, export en investeringen. Uitgesplitst naar sector is de grootste groei de komende jaren te verwachten in de distributiesector. De enorme groeicijfers eind jaren negentig van de financiële en zakelijke dienstverlening in Amsterdam liggen voorlopig achter ons. De verwachte groei van deze sector ligt nu rond het gemiddelde voor de totale Amsterdamse economie.
Binnen de EU verloopt het herstel in Nederland langzamer dan in de meeste andere lidstaten. Mondiaal gezien ligt de groei in het eurogebied relatief laag (zie tabel 2). De dure euro (ten opzichte van de dollar) heeft daarbij een drukkend effect op de economische groei in de eurozone. Dit heeft ook gevolgen voor de internationale concurrentiepositie van Amsterdam: eurolanden zijn immers relatief duurder geworden. Een andere relevante ontwikkeling is de (negatieve) invloed van de stijgende olieprijzen op de groei van de wereldeconomie.
Tabel 2 Ontwikkeling economische groei 2002-2006 (% verandering in volume)
Bron: Amsterdamse Economische Verkenningen Voorjaar 2005, SEO
Effecten van Hermez
Economische Zaken/gemeente Amsterdam probeert via Hermez de economische structuur van Amsterdam te versterken. Hermez wordt daarbij vaak vereenzelvigd met de financiële ondersteuning van concrete projecten. Hermez is echter meer dan dat en heeft in feite betrekking op alle activiteiten van Economische Zaken.
EZ geeft aan de hand van verschillende instrumenten concreet uitvoering aan Hermez. Dit beleidsinstrumentarium varieert van visieontwikkeling, informatieverstrekking, verbindingen leggen tussen actoren, participatie in uiteenlopende gremia en promotie tot aan financiële ondersteuning van projecten. Hiermee tracht de gemeente – gegeven de invloed van de hiervoor beschreven structurele trends en conjuncturele schommelingen – actief sturing en impulsen te geven aan bepaalde gewenste ontwikkelingen in de stad. De effecten van Hermez zijn zowel direct als indirect. Directe effecten zijn effecten die rechtstreeks voortkomen uit Hermez-activiteiten (projecten of andere zaken). Indirecte effecten komen voort uit de invloed die Hermez-activiteiten hebben op andere actoren. Het feit dat de gemeente bepaalde projecten ondersteunt of uitstraalt dat bepaalde thema’s belangrijk zijn, kan immers andere actoren stimuleren ook zaken op te pakken (vliegwieleffect).
Het meten van de effecten van de met Hermez in gang gezette acties is zeer lastig. Dit komt enerzijds omdat de uiteindelijke effecten van beleidsacties vaak (mede) afhangen van niet of slechts beperkt vanuit het beleid beïnvloedbare factoren (de veranderingen in de exogene omgeving). Aan de andere kant zijn effecten in veel gevallen simpelweg niet meetbaar omdat deze bijvoorbeeld voorwaardenscheppend zijn of betrekking hebben op synergie dankzij een samenhangende programmatische benadering. Gegeven deze beperkingen wordt in dit onderdeel van de evaluatie bezien in hoeverre Hermez – op hoofdlijnen – heeft bijgedragen aan het daadwerkelijk realiseren van de in 2002 geformuleerde kansen en uitdagingen voor Amsterdam.
3.2 Afstemming Hermez-beleid op exogene trends
In algemene zin kan worden gesteld dat de gemeente Amsterdam de hiervoor benoemde (exogene) trends heeft gesignaleerd en daar in de uitwerking van het economische beleid ook op is ingesprongen.
Terugkijkend kan worden geconstateerd dat met Hermez bewust is ingezet op het versterken van zowel de diversiteit, de samenhang als het profiel van de Amsterdamse economie. Hiermee is de economische structuur evenwichtiger en minder conjunctuurgevoelig gemaakt. Dit is een belangrijke randvoorwaarde voor het bewerkstelligen van een hogere trendmatige economische groei in de stad.
Enkele voorbeelden van afstemming van het beleid op relevante ontwikkelingen zijn:
- Gevolgen van de toenemende internationale concurrentie tussen (stedelijke) regio’s voor de invulling van het Amsterdamse city promotion beleid: I Amsterdam campagne.
- Uitwerking van belang hubfunctie Schiphol voor de internationale concurrentiepositie van de regio: overgegaan van mainportstrategie naar metropolitane strategie.
Verder is er ook een duidelijke samenhang tussen beleidsthema’s als bereikbaarheid, arbeidsmarkt en wonen die samen met andere diensten moeten worden opgepakt. Dit is de afgelopen periode ook gebeurd, bijvoorbeeld in het Sociaal Structuur Plan. Daarnaast zijn er eveneens onderwerpen die meerdere beleidsthema’s beslaan zoals quality of life. Dit is een factor die de laatste jaren steeds belangrijker is geworden als vestigingsplaatsfactor voor (hoogwaardige) buitenlandse bedrijven. Binnen Hermez is het erg lastig gebleken de verbetering van de quality of life integraal aan te pakken, vanwege de vele raakvlakken met beleid van andere diensten (wonen, onderwijs, cultuur). Dit geeft ook direct de beperkingen van Hermez aan: veel hangt af van beleid dat buiten EZ wordt uitgevoerd.
3.3 Uitwerking per speerpunt
In deze paragraaf wordt getracht een verklaring te geven voor de belangrijkste veranderingen die zich in de periode vanaf 2002 in de Amsterdamse economie hebben voorgedaan. Per speerpunt van Hermez wordt daartoe – op hoofdlijnen – de invloed van enerzijds de exogene veranderingen in de economische omgeving en anderzijds de effecten van ontplooide Hermez-activiteiten uitgewerkt. Daarnaast wordt ingegaan op de stand van zaken met betrekking tot de diverse actiepunten en worden enkele voorbeelden gegeven van projecten die onder de speerpunten zijn uitgevoerd.
Midden- en Kleinbedrijf: een stimulans voor de motor van de economie
Het beleid op basis van Hermez heeft zich ten aanzien van dit speerpunt met name gericht op het beter faciliteren van het MKB vanuit verschillende invalshoeken. Het uitgangspunt hierbij was een betere dienstverlening aan ondernemers. Vanuit Hermez zijn er verschillende initiatieven ontplooid voor het MKB in het kader van het opknappen van winkelstraten, het ondersteunen van middenstanders, veiligheid voor ondernemers en het bevorderen van parkeermogelijkheden in winkelgebieden. Deze projecten hebben een goede aanzet gegeven tot het verbeteren van de slagvaardigheid van de Amsterdamse middenstand. Daarnaast heeft de inzet van Hermez geleid tot een verbetering van de organisatiegraad van het (lokale) bedrijfsleven in de vorm van nieuwe en geprofessionaliseerde ondernemersverenigingen. De verbeterde organisatiegraad draagt bij aan de versterking van de positie van het MKB in Amsterdam.
Vanuit de invloed van de gebeurtenissen sinds 2002 is daarnaast ingezet op het verbeteren van de informatiepositie van ondernemers op het gebied van huurrecht van bedrijfsruimte en huurprijzen. Verder is gewerkt aan het verwerven van groter inzicht in de effecten van wegwerkzaamheden voor ondernemers ten behoeve van het bedrijfsleven, en het verbeteren van de communicatie over de kanalen voor informatie over wegwerkzaamheden, aansprakelijk stellen van de gemeente en een mogelijkheid voor financiële bijstand als ondernemers in inkomensproblemen raken.
De inzet van deze beleidsinstrumenten heeft zich afgespeeld tegen een achtergrond van laagconjunctuur. Lagere consumptieve bestedingen zorgden voor een omzetdaling in de detailhandel en de prijzenoorlog heeft een drukkend effect gehad op de werkgelegenheid in de detailhandel en de rest van het MKB. Ook de horecabranche ondervond de invloed van de laagconjunctuur en de invoering van de euro. Deze conjuncturele en exogene ontwikkelingen zijn niet te beïnvloeden vanuit Hermez.
@ afbeelding invoegen
Uitvoering actiepunten Midden- en kleinbedrijf
- In stand houden fijnmazige detailhandelsstructuur
Het in stand houden van de fijnmazige winkelstructuur is verankerd in het beleid (nota Detailhandel in Balans). Het beleid wordt ondersteund door investeringen in de winkelstraten. Dit is gestart in de vorige bestuursperiode, in het kader van het project Werk aan de Winkel. Vanwege de lange doorlooptijd van projecten vindt uitvoering ook in de huidige bestuursperiode plaats. De grote winkelstraten zijn inmiddels opgeknapt. Knelpunten vormen de Ferdinand Bolstraat, waar nu de Noord Zuidlijn wordt aangelegd, en de Kinkerstraat, waar het stadsdeel na een verbetering nu nogmaals de straat zal verbeteren.
Naast investeringen in fysieke maatregelen is er ook vaak gebruik gemaakt van het instrument straatmanagement.
In de Hermez-periode zijn vier winkelstraten opgeknapt en is aan vier winkelgebieden ondersteuning verleend in de vorm van straatmanagers en veiligheidsprojecten.
In augustus 2004 is de MKB-manager aangesteld, voor de duur van 2 jaar. Zijn hoofdtaak is het verbeteren van de organisatiegraad van ondernemers. In concreto betekent dit het oprichten van nieuwe ondernemersverenigingen en het professionaliseren van bestaande ondernemersverenigingen. Hiermee krijgt de gemeente een goed aanspreekpunt bij de ondernemers en hebben de ondernemers een effectieve structuur voor overleg met de overheid. Na één jaar heeft dit geresulteerd in de oprichting van drie nieuwe ondernemersverenigingen.
- Ontwikkelen van een virtueel ondernemersloket
Het virtuele ondernemersloket is een internetsite, die alle gemeentelijke informatie biedt die voor een ondernemer relevant is. Ook kan de ondernemer op deze site online vergunningen aanvragen én betalen. Daarnaast is het mogelijk om in te zien wat de stand van zaken is van een aanvraag. Het ondernemersloket is opgebouwd uit een portal onder de centrale gemeentesite. Hieronder hangen de ondernemerssites van de stadsdelen, die ook rechtstreeks vanuit de sites van de stadsdelen te bereiken zijn. De verschillende ondernemersloketten maken gebruik van dezelfde database met gegevens. Voor de buitenstaander ogen ze ieder als een eigen loket, in de huisstijl van Amsterdam.
De bouw en de implementatie van een virtueel ondernemersloket in een stadsdeel wordt volledig gefinancierd door de centrale stad. Voor het onderhoud zijn de stadsdelen zelf verantwoordelijk.
De ontwikkeling van het Ondernemersloket is in volle gang. Per september 2005 zijn er naast de centrale site vijf stadsdeelloketten online en zijn er 7 in uitvoering. Twee stadsdelen (Noord en Osdorp) willen vooralsnog niet meedoen.
Met deze ontwikkeling loopt Amsterdam voorop, in vergelijking met andere Nederlandse steden.
- Bevorderen van de veiligheid in winkels en winkelcentra
Ten behoeve van de bevordering van de veiligheid in de winkelgebieden en op de bedrijventerreinen is een Veiligheidsmanager aangesteld. Onder het speerpunt veiligheid (blz. 22) wordt hier dieper op ingegaan.
- Bevorderen van de bereikbaarheid/blauwe zones
In de “Menukaart parkeren” die recent is vastgesteld (RB 269/731-2004) is de blauwe zone als parkeerregime opgenomen. Het instellen van blauwe zones is een stadsdeelbevoegdheid. Het aantal blauwe zones bij winkelgebieden is fors uitgebreid. Vooral de stadsdelen in de Westelijke Tuinsteden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Kennisinfrastructuur: de kennis beter benut
Het beleid met betrekking tot dit speerpunt was er in de beschouwde periode op gericht om Amsterdam beter te positioneren als kenniseconomie. Dit gebeurde onder andere via initiatieven om de circulatie van kennis te stimuleren, via de acquisitie van kennisintensieve bedrijven en via maatregelen die er op waren gericht om de randvoorwaarden voor kennisintensieve bedrijven te verbeteren (bijvoorbeeld via een onderzoek naar de mogelijkheden voor de aanleg van ‘glas-naar-de-meterkast’). Speciale aandacht ging daarbij uit naar het ICT/nieuwe media-cluster en het Life Sciences-cluster en in het tweede deel van de beschouwde periode naar het duurzaamheidscluster en de creatieve industrie.
Zeker voor dit speerpunt geldt dat de invloed van Hermez-activiteiten per definitie zeer beperkt is. Het zijn immers vooral de bedrijven en de kennisinstellingen zelf die vorm moeten geven aan de kenniseconomie. Hermez-activiteiten vormen veelal slechts impulsen en werken als smeerolie om ook andere spelers in beweging te krijgen.
Terugkijkend kan worden geconstateerd dat externe ontwikkelingen (zoals de formulering van de Lissabonstrategie, de vorming van het Innovatieplatform en de toenemende aandacht voor de creatieve industrie) er aan hebben bijgedragen dat het speerpunt kennisinfrastructuur en het thema kenniseconomie ook in de regio Amsterdam duidelijk hoger op de agenda zijn gekomen. Vanuit Hermez is, met name ook door het opzetten van de Amsterdamse Innovatiemotor, goed aangesloten en ingespeeld op genoemde ontwikkelingen, zij het met bescheiden middelen en zonder heel veel slagkracht. Met betrekking tot het ICT-cluster geldt dat de Hermez-ambitie om Amsterdam in de beschouwde periode verder op de kaart te zetten als ICT-hoofdstad behoorlijk is doorkruist door de wereldwijde terugval van de ICT-sector in het begin van die periode. Het is daarom dat deze uitdaging in feite pas in het tweede deel van de Hermez-periode echt kon worden opgepakt.
@ afbeelding invoegen
Uitvoering actiepunten Kennisinfrastructuur
- Bevorderen van het ICT-gebruik in het MKB
Onder dit actiepunt zijn twee projecten uitgevoerd. Het project Cyburg richtte zich op het aanbieden van diensten aan, onder meer, het midden- en kleinbedrijf in stadsdeel Zeeburg. Cyburg is ontwikkeld als een proeftuin, waarin op dit terrein kon worden geëxperimenteerd en ervaring opgedaan.
Het project Ebiz richtte zich specifiek op het MKB en was niet beperkt tot Zeeburg. Doel was het midden- en kleinbedrijf meer gebruik te laten maken van ICT-toepassingen. Dit gebeurde via twee lijnen: het benaderen van brancheverenigingen en stagiairs van universiteiten en hogescholen inzetten binnen bedrijven.
- Stimuleren van biotechnologie en medische technologie
Op het gebied van het stimuleren van de sectoren biotechnologie en medische technologie is een aantal acties gestart. De projecten Zeus en Nextstage zijn uitgevoerd en er is een kwartiermaker aangesteld voor de Amsterdamse Innovatiemotor (AIM).
Zeus is een project dat onder andere tot doel heeft academische kennis op dit terrein te commercialiseren. De universitaire kennis in Amsterdam is op wereldniveau. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Amerika is er in Nederland geen cultuur om deze kennis te benutten in het bedrijfsleven. Wetenschappers richten zich meer op publicaties dan op patenten. Zeus helpt hen deze omslag te maken.
Ook Nextstage is bedoeld om wetenschappelijke kennis beter te benutten. Nextstage helpt technostarters, met name op terreinen als lifesciences en ict, om zich te presenteren bij venture capitalistst en marketing organisaties. Doel is matchmaking, wat de wetenschappers helpt hun kennis te vermarkten.
De Amsterdamse Innovatie Motor (AIM) is een project van de Kenniskring Amsterdam. Doel is projecten in gang te zetten om de in Amsterdam aanwezige kennis beter te benutten. Projecten als de Kennisoever duurzaamheid, het glasvezelsternetwerk, een biomed portal en het eerdergenoemde Zeus zijn in gang gezet door de AIM. Biotechnologie is één van de speerpunten van de AIM. Doel is het versterken van de cluster. Daartoe is geprobeerd de kennisinstellingen VU, AMC, NKI en Sanquin beter te laten samenwerken. Deze samenwerking is op gang gebracht. De partijen richten zich op gezamenlijke promotie en hebben zich gezamenlijk gepresenteerd op een beurs in Boston. Een portal Amsterdam BIOMED is opgezet.
- Stimuleren van de oprichting van incubators
In Amsterdam is op het terrein van het Amsterdam Science Park een vijfde incubator geopend. Dit matrix vijf gebouw is inmiddels gevuld met een aantal kleine lifesciences bedrijfven. Ook op het terrein van de Vrije Universiteit is een incubator, Cimo, geopend.
- Werven van nieuwe bedrijven
Binnen de gemeente Amsterdam houdt de afdeling Buitenlandse Investeringen van Economische Zaken zich bezig met het werven van buitenlandse bedrijven. In de beschouwde periode heeft de doelgroep van kennisintensieve bedrijven binnen het werk van deze afdeling meer aandacht gekregen. Dit heeft geleid tot de vestiging van onder andere Mexx, MTV, Biogen Idec en Clinquest.
Arbeidsmarkt: de knelpunten bestreden
Op de arbeidsmarkt hebben conjuncturele ontwikkelingen een grote invloed. De laagconjunctuur in de afgelopen jaren heeft gezorgd voor een oplopende werkloosheid in heel Nederland en dus ook in de regio Amsterdam. Het is voor de gemeente echter onmogelijk om met beleid de invloed van de conjunctuur op de arbeidsmarkt te voorkomen, maar er kan wel op worden ingespeeld.
Hermez heeft zich in de periode 2002 - 2006 meer gericht op structurele maatregelen op de arbeidsmarkt. In de huidige economie speelt kennis een steeds belangrijkere rol. Hierdoor neemt het belang van scholing steeds verder toe. Op de Amsterdamse arbeidsmarkt bestaat echter een mismatch; er zijn vacatures voor hoogopgeleiden, terwijl de werklozen in de regio voor het grootste deel laagopgeleid zijn.
Gedurende de afgelopen bestuursperiode is het beleidsprogramma Ruim Baan voor Werk vastgesteld. Dit beleidskader is feitelijk een nadere uitwerking van Hermez op het thema arbeidsmarkt. Doel van het beleidskader is “economische structuurversterkende maatregelen en maatregelen gericht op het creëren van werkgelegenheid, structureel in het lagere segment”. De wethouders EZ en W&I zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de uitvoering van dit programma, waar inmiddels twee tranches projecten van zijn gehonoreerd (50 projecten). Het budget bedraagt € 8 miljoen Euro in 2004 en € 6 miljoen structureel in de jaren daaropvolgend.
De projecten zijn vooral gericht op:
- Verbetering van de aansluiting tussen (technisch) onderwijs en bedrijfsleven
- Stimulering van werkgelegenheid in het lagere segment: haven, industrie, detailhandel, toerisme en horeca.
- Bevordering van de doorstroming op de arbeidsmarkt (employability)
- Bevordering van startend ondernemerschap.
- Bevordering leer- en werkbanen in de profitsector.
@ afbeelding invoegen
Uitvoering actiepunten Arbeidsmarkt
- Wegnemen van knelpunten op de arbeidsmarkt en signaleren van knelpunten aan de vraagzijde
EZ profileerde zich tot voor kort bescheiden op dit terrein, maar is bezig zijn inzet te intensiveren.
In 2003 is een beleidsstart gemaakt waarin integraliteit, een vraaggerichte benadering en op operationeel niveau samenwerking tussen kernpartners als hoofdlijn is gekozen. De economische en de reïntegratiedoelstellingen van de gemeente Amsterdam zijn met elkaar verbonden in een nieuw beleidskader “Ruim baan voor werk”, dat bestuurlijk gedragen wordt door de twee wethouders van Economische Zaken en van Werk en Inkomen/Onderwijs. De aandacht richt zich in dit plan niet alleen op de korte termijn, acquisitie en reparatie-inspanningen met een innovatief karakter. Ook wordt actie ondernomen voor de langere termijn, waarbij wordt ingezet op structuurverbeteringen op het vlak van de aansluiting onderwijs - arbeidsmarkt en verbetering van de dienstverlening aan werkgevers. De verantwoordelijkheid voor de coördinatie en uitvoering vindt plaats in een samenwerkingsverband, de Programmatafel, bestaande uit vertegenwoordigers van EZ Amsterdam en Maatwerk, als voorloper van de nieuw te vormen dienst Werk en Inkomen. Op operationeel niveau is in de loop van 2004 een start gemaakt met deze nieuwe werkwijze, waarvoor de Gemeente Amsterdam jaarlijks een structureel bedrag ter beschikking heeft gesteld.
- Instellen van een werkgeversloket
Aan de Jan van Galenstraat is door CWI en gemeente Amsterdam een loket geopend, waar ondernemers geholpen kunnen bij het vinden van geschikt personeel. In aanvulling op dit fysieke loket is eind 2004 de digitale versie van Vacatureservice Amsterdam van start gegaan. Dit is een internetsite (), waarop ondernemers informatie kunnen vinden op het gebied van het aannemen van personeel. Zoals de naam al aangeeft kunnen hier ook vacatures worden vermeld. Dit virtuele loket wordt beheerd door Maatwerk Amsterdam. Vacatureservice Amsterdam is onderdeel van Loket Amsterdam. Per 1 januari 2006 worden de activiteiten van Maatwerk t.b.v. Vacatureservice Amsterdam overgenomen door de Dienst Werk en Inkomen.
Veiligheid
Met de komst van Hermez in 2002 is het thema veiligheid ook vanuit economische invalshoek op de kaart gezet. Dit is versterkt door de komst van het Veiligheidsplan Amsterdam in juni 2003. Onder deze vlag is tevens het actieprogramma bedreigde winkelgebieden en bedrijventerreinen ontwikkeld. De belangrijkste ontwikkeling in de afgelopen jaren is de totstandkoming van de publiek-private samenwerking gericht op het vergroten van de veiligheid in het Amsterdamse bedrijfsleven. Deze samenwerking draagt ertoe bij dat de individuele partijen het thema hoog op de agenda hebben staan en elkaar goed weten te vinden om een concrete oplossing te vinden voor problemen die zowel vanuit publieke als private hoek kunnen worden gesignaleerd. Door grootschalig onderzoek onder ondernemers in 2005 is een scherper beeld ontstaan van de veiligheid van ondernemers in verschillende delen van de stad. Op basis hiervan zijn concrete, aanvullende actiepunten geformuleerd. Daarnaast heeft Hermez ertoe bijgedragen dat ook concrete maatregelen voor ondernemers zijn getroffen, zoals burenbelsystemen, waarvan de resultaten al zichtbaar zijn in verschillende delen van de stad.
Mede door de opkomst van de terreurdreiging in heel Nederland staat het thema veiligheid hoog op de politieke agenda. Het Rijk heeft de afgelopen jaren meerdere initiatieven ontplooid rond dit thema. De inzet van Hermez voor het thema veiligheid vanuit een economische invalshoek sluit goed aan bij dit landelijk beleid. Dit blijkt ook uit de inzet van GSB III waarin veiligheid een belangrijk thema is waarover afspraken zijn gemaakt tussen gemeente en rijk.
@ afbeelding invoegen
Uitvoering actiepunten Veiligheid
- Deelname Economische Zaken aan Platform Criminaliteitsbeheersing Amsterdam en aansturing veiligheidsmanager PCA
Economische Zaken neemt deel aan het Platform Criminaliteitsbeheersing Amsterdam. Dit platform is voor de periode van twee jaar opgericht. Na een evaluatie is besloten de samenwerking nog eens twee jaar voort te zetten. Tevens is besloten het PCA regionaal uit te breiden met de regio Amstelland.
Het PCA wil de samenwerking tussen ondernemers en politie bevorderen en innovatieve projecten op het gebied van veiligheid stimuleren. Het beleid van de PCA rust op vier pijlers: onderzoek naar de aard en omvang van de veiligheidsproblematiek en monitoring, het stimuleren van samenwerking tussen lokale veiligheidspartners, het ontwikkelen van innovatieve instrumenten die ondernemers direct kunnen ondersteunen en communicatie richting ondernemers over veilig ondernemen.
In het kader van de monitoring is de scorekaart veiligheid werkgebieden ontwikkeld, die in november 2005 uitkomt. Op het gebied van innovatieve projecten is een pilot met overlastdonatie in ontwikkeling en is de haalbaarheidsonderzoek naar de pilot gezichtsherkenning uitgevoerd.
- Financiële ondersteuning veiligheidsmanager en projecten
De veiligheidsmanager opereert als de coördinator en spil van de publiek-private samenwerking PCA en wordt betaald door Openbare Orde en Veiligheid en door Economische Zaken gezamenlijk. Voor een aantal projecten op het gebied van veiligheid is een bijdrage vanuit Hermez ingezet.
Grootschalige bedrijfslocaties: ruimte voor bedrijven en kantoren
Vanuit Hermez is op dit speerpunt in de achterliggende periode vooral ingezet op de aanleg van nieuwe terreinen en een intensievere benutting van bestaande bedrijventerreinen. Daarnaast is er ook de nodige aandacht besteed aan verhoging van de kwaliteit van terreinen via herstructurering, revitalisering en initiatieven op het gebied van park- en vervoersmanagement. Deze zaken zijn in de beschouwde periode voortvarend opgepakt met goede resultaten.
Verder heeft de regionale samenwerking op dit thema een sterke impuls gekregen. Dit betreft vooral het besef dat aanbod van en vraag naar (grootschalige) bedrijfslocaties op een breder schaalniveau dan de stad op elkaar dienen te worden afgestemd. Achtergrond hiervan is een structureel tekort aan bedrijventerreinen en een overschot aan kantoorlocaties in zowel Amsterdam als de gehele Noordvleugel. Via het Platform Bedrijventerreinen Kantoorlocaties (PLABEKA) zijn de afgelopen periode de eerste stappen gezet om te komen tot een regionale afstemming van vraag en aanbod.
Als gevolg van de toenemende internationale concurrentie is de afgelopen periode het belang van een hoogwaardig aanbod van (internationale) kantoorlocaties nog verder toegenomen. Via de (verdere) ontwikkeling van de Zuidas heeft Amsterdam actief op deze trend ingespeeld. Dit zal ook in de komende jaren een cruciale factor worden in de internationale concurrentiestrijd met andere Europese steden. Exogene ontwikkelingen als de aanscherping van normen voor luchtkwaliteit hebben in Amsterdam wel gezorgd voor vertraging in grootschalige ontwikkelingsprojecten zoals de Zuidas.
@ afbeelding invoegen
Uitvoering actiepunten Grootschalige bedrijvenlocaties
- Plaats voor nieuwe bedrijventerreinen, binnen en buiten de ring
Met de vaststelling van het structuurplan Kiezen voor stedelijkheid (2003) is de toekomst van een aantaal bedrijventerreinen nader bepaald. Buiten de ring kunnen de terreinen Lutkemeerpolder en Atlaspark verder worden ontwikkeld. Binnen de ring worden twee bedrijventerreinen, Amstel Business Park en Buiksloterham herontwikkeld tot een intensief gebruikt woonwerkgebied. De aard van de bedrijven zal hiermee veranderen. Het aantal arbeidsplaatsen in deze terreinen zal toenemen.
De Minervahaven zal veranderen van een haverterrein in een stedelijk bedrijventerrein. Ook hier zal de aard van de bedrijven volstrekt veranderen. Voor dit gebied is in 2004 een ontwikkelingsvisie opgesteld. Nu wordt gewerkt aan de uitvoering van deze visie.
- Nieuwe logistieke terreinen in of bij de Lutkemeerpolder en de Noorder IJplas
Het plan voor de Lutkemeerpolder, dat overigens tegenwoordig Airport Business Park Amsterdam Osdorp wordt genoemd, bestaat uit twee deelgebieden, waarin bedrijven zich kunnen vestigen. De eerste fase is per 2005 uitgeefbaar geworden. De planvorming voor de Lutkemeerpolder is voortgezet. Stadsdeel Osdorp heeft een voorontwerp gemaakt voor de tweede fase van dit bedrijventerrein. Deze tweede fase zal pas na 2010 gereed zijn voor uitgifte.
Ten aanzien van de Noorder IJplas is, in het kader van de Nota Investeringsprioriteiten, door het gemeentebestuur besloten de herontwikkeling niet voor 2010 ter hand te nemen.
- Het ontwikkelen van een Medisch Science Park nabij het AMC
In 2002 is een Stedenbouwkundig Plan gemaakt voor het AMC-terrein. Dit plan maakt de ontwikkeling van een Medisch Science Park mogelijk. Tot uitvoering is het nog niet gekomen. In het laatste kwartaal van 2005 wordt een plan van Aanpak verwacht. De bouw van de eerste incubator wordt in 2006 verwacht. Verschillende bedrijven hebben belangstelling voor vestiging in dit Medisch Science Park getoond.
- Beter benutten van bestaande terreinen door een betere segmentering en optimalisering van het grondgebruik.
Voor een aantal terreinen is de opzet en inrichting heroverwogen. Een voorbeeld hiervan is de Visie Sloterdijken, die een aantal verbeteringen voorstelt voor de terreinen Sloterdijk 1, 2 en 3. Voor het werkgebied Zuidoost (Amstel III) wordt gewerkt aan een Ontwikkelingsstrategie Zuidoostlob. Het haventerrein Minervahaven wordt herontwikkeld tot stedelijk bedrijventerrein. Ter voorbereiding hiervan is in 2004 een ontwikkelingsvisie opgesteld.
- Opwaardering van terreinen door herstructurering en revitalisering
Al sinds het midden van de jaren tachtig werkt Amsterdam aan de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen. Op dit gebied is heel wat bereikt. De operatie is voor een belangrijk deel voltooid. Naast dergelijke grote ingrepen is er ook sprake van achterstallig onderhoud op bedrijventerreinen dat weggewerkt moet worden. Ook hier wordt planmatig dit karwei aangepakt. De terreinen liggen er inmiddels over het algemeen goed bij. Dit blijkt ook uit de metingen van Bureau De Straat, die ieder kwartaal de staat van de Amsterdamse bedrijventerreinen meet.
Van de 17 verouderde bedrijventerreinen die zijn opgenomen in de programma’s Herstructurering bedrijventerreinen zijn er eind 2005 tien gereed.Vijf terreinen zijn nog in uitvoering en twee terreinen krijgen en andere functie. In de Hermez-periode hebben vijf bedrijventerreinen een opknapbeurt ondergaan.
- Stimuleren van initiatieven op het gebied van park- en vervoersmanagement
Om een goed inzicht te krijgen in de wensen die onder de bedrijven leven ten aanzien van parkmanagement en vervoersmanagement is in 2004 een onderzoek gedaan door O+S onder de bedrijven in Amstel Business Park. De uitkomsten van dit onderzoek dienen als basis voor het ontwikkelen van plannen voor de gebieden waar nog geen Park- en vervoersmanagement bestaat.
Parkmanagement is ingevoerd in Teleport, Amsterdam-Noord. In Amstel Business Park beperkt parkmanagement zich tot collectieve beveiliging. Vervoersmanagement in de Riekerpolder heeft opgeleverd dat medio 2005 de Rieker Circle Line van start is gegaan. Een bus die dit kantorengebied verbindt met het metronet. Plannen voor de invoering van parkmanagement worden onderzocht voor Westpoort.
City promotion en toerisme: Amsterdam presenteert zich
Het thema city promotion en toerisme kent een zeer grote invloed van de exogene omgeving. De binnen Hermez ontplooide activiteiten in de afgelopen periode kunnen dan ook niet los worden gezien van belangrijke exogene trends op dit terrein. Ten eerst betreft dit de toegenomen internationale concurrentie tussen regio’s, zowel op het gebied van toerisme als op de congresmarkt. Dit legt een sterkere profileringsdruk op Amsterdam en heeft geleid tot versterkte inzet op een uniforme internationale promotie van Amsterdam.
Ten tweede heeft de opkomst van China en Oost-Europese landen als groeimarkten voor nieuwe bedrijvigheid en buitenlandse toeristen gevolgen gehad voor de doelgroepkeuze van het beleid. Ten derde zijn er door de opkomst van ‘low cost carriers’ zowel nieuwe kansen als bedreigingen ontstaan. De kansen voor Amsterdam liggen in het toenemende vliegverkeer en de daaruit voortvloeiende impuls voor het buitenlandse toerisme. Tegelijkertijd is dit een bedreiging omdat andere steden hier ook van profiteren en de afhankelijkheid van beslissingen van luchtvaartmaatschappijen toeneemt. Tot slot heeft het toegenomen gevoel van onveiligheid ook geleid tot aantasting van het imago van Amsterdam in het buitenland.
Vanuit Hermez is – uitgaande van de hierboven genoemde ontwikkelingen – met name ingezet op het beschermen van de Amsterdamse positie op dit speerpunt. Dit is gebeurd door sterke toeristische trekkers te ondersteunen, het toeristisch aanbod te vernieuwen, de dienstverlening aan bezoekers te verbeteren en toeristische ontwikkeling in de stadsdelen te stimuleren. Ook de I Amsterdam campagne speelt Amsterdam nadrukkelijk in op de veranderde situatie ten opzichte van 2002. De marketing en promotie van Amsterdam wordt uitgevoerd door ATCB (Amsterdam Toerisme en Congres Bureau), die hiervoor een gemeentelijke subsidie ontvangt. Na de terugval in het toerisme werd via HERMEZ een extra impuls gegeven aan deze marketingactiviteiten: in de zomer van 2004 werden daarmee tientallen miljoenen consumenten bereikt in zes Europese landen en de VS.
@ afbeelding invoegen
Uitvoering actiepunten City-promotion en toerisme
- Meer spreiding van toerisme over de stad
EZ heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van een derde toeristisch cluster in Amsterdam: de Plantage aan het Water als aanvulling op de binnenstad en het gebied rond het Museumplein. Hiermee wordt spreiding van het toerisme over de stad gestimuleerd door de oostelijke binnenstad als toeristisch gebied op de kaart te zetten. Via promotie en samenwerking zijn wandelroutes gerealiseerd, is de naamsbekendheid vergroot en is het bezoek aan het gebied toegenomen. Ook is een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het cultuurpark Westergasfabriek, dat op termijn een sterke bezoekerstrekker moet worden, aan architectuurmuseum Het Schip en aan de toeristische infrastructuur in stadsdeel Zeeburg.
- Nieuwe aantrekkelijke evenementen en attracties voor toeristen
Een grote nieuwe toeristische trekker is de Hermitage aan de Amstel. De eerste fase is in februari 2004 geopend en heeft de verwachtingen meer dan waargemaakt: de eerste tentoonstelling overtrof met circa 150.000 bezoekers al de jaarprognose, die was gesteld op 40.000.
Naast deze permanente attractie is in Amsterdam een aantal aansprekende evenementen (deels nieuwe) met gemeentelijke steun georganiseerd. Genoemd worden:
- Bollywood (de uitreiking van de IIFA awards)
- Rembrandtjaar 400. Dit themajaar moet in 2006 gaan zorgen voor 238.000 extra buitenlandse bezoekers.
- Sail
- Vergroten van het hotelaanbod
Amsterdam kampt met een tekort aan hotelkamers, wat de groei van het toerisme belemmert. Het stimuleren van hotelontwikkeling heeft daarom de afgelopen jaren veel aandacht gekregen. Mede door het lange en vaak moeizame proces van ontwikkeling van hotels, moet er continu gewerkt worden aan goede randvoorwaarden. De rol van EZ ligt primair in het stimuleren van stadsdelen om hotellocaties aan te wijzen en in het samen met de stadsdelen inventariseren van potentiële hotellocaties en hotelontwikkelingsplannen. Daartoe heeft Economische Zaken een inventarisatie gemaakt van de mogelijke locaties voor hotels en is gesproken met de betrokken stadsdelen om ervoor te zorgen dat hotels zich ook daadwerkelijk kunnen vestigen op deze locaties. Het aantal hotelkamers in Amsterdam is gestegen van 17.156 in 2002 tot 17.728 in 2004. Per saldo is er dus groei, maar deze is nog te laag. De inzet van EZ blijft daarom onverminderd.
- Revitalisering van congresaccommodaties
Dit actiepunt betreft met name het actief steunen van de upgrading van Amsterdams belangrijkste congresaccommodatie, de RAI. De RAI wil de komende jaren grondig renoveren, zodat zij meer internationale beurzen, congressen en evenementen naar de stad kan trekken. Het plan omvat onder meer uitbreiding met een luxe foyer en een groot hotel.
Daarnaast is, om te voorkomen dat de bouwwerkzaamheden rondom het complex aan de Noordzuidlijn het imago van Amsterdam bij de grote aantallen congresbezoekers negatief zou beïnvloeden en het herhaalbezoek zou belemmeren, via Hermez een bijdrage geleverd om de bouwput aan het zicht te onttrekken middels dichte schuttingen.
- Harmonisering en coördinatie van de citypromotion
Met de oprichting van de stichting Amsterdam Partners zijn de stakeholders (zowel de publieke als de private) met elkaar gaan samenwerken. Een aansprekend voorbeeld hiervan is de campagne I Amsterdam, die is gestart in 2004. Ook is promotioneel samengewerkt op beurzen en evenementen.
De gemeente Amsterdam heeft een overleg met de betrokken partijen in het leven geroepen onder de naam ACCU (Ambtelijk Coördinatieteam City Marketing). Hierin werken de 7 diensten samen, die direct betrokken zijn bij citymarketing. De gemeente heeft met de negen belangrijkste promotionele organisaties in Amsterdam een convenant afgesloten.
Startersbeleid: ruimte voor beginnende ondernemers
Het startersbeleid binnen Hermez heeft zich in de beschouwde periode gericht op twee pijlers: verbetering van de gemeentelijke startersondersteuning en het creëren van meer kleinschalige bedrijfsruimte in de stad. Wat betreft de eerste pijler is er de beschouwde periode duidelijk sprake geweest van een herijking van het beleid. Om de effectiviteit van het startersbeleid te vergroten is de versnippering van initiatieven tegengegaan door de dienstverlening aan starters te concentreren rondom de Ondernemershuizen. Verder is getracht een regisserende functie te vervullen wat betreft zaken die niet door de markt zelf worden opgepakt: signaleren van ‘witte vlekken’. Deze regiefunctie is niet helemaal goed uit de verf gekomen, mede doordat het erg lastig is gebleken om de niches in de markt te identificeren.
Het vergroten van het aanbod van kleinschalige bedrijfsruimte heeft in de beschouwde Hermez periode een sterke impuls gekregen. In dit kader heeft EZ ook een actieve rol gespeeld naar andere gemeentelijke diensten op het gebied van voorlichting en bewustwording over de mogelijkheden van functiemenging van wonen en werken.
De invloed van de exogene omgeving op het speerpunt startersbeleid is – in vergelijking tot de andere speerpunten – klein. Wel zijn er enkele ontwikkelingen, zoals de toegenomen beleidsmatige aandacht op nationaal niveau voor kennisintensieve starters en allochtoon ondernemerschap, die mede bepalend zijn voor de invulling van het Amsterdamse startersbeleid in de komende jaren.
Een andere relevant issue rondom het thema startersbeleid is het spanningsveld tussen enerzijds subsidiëring van initiatieven door de gemeentelijke overheid en anderzijds verstoring van de markt (oneerlijke concurrentie). Vanuit Hermez is de alertheid voor mogelijke marktverstoring de afgelopen periode sterk toegenomen.
@ afbeelding invoegen
Uitvoering van de actiepunten Startersbeleid - Startersondersteuning
- Betere ondersteuning van starters
Aan het begin van de Hermez-periode financierde de gemeente een groot aantal projecten voor specifieke doelgroepen startende ondernemers. Door het opzetten van Ondernemershuizen in de stad is het aantal projecten behoorlijk afgenomen. De Ondernemershuizen vormen de basis van de gemeentelijke startersondersteuning. Daarnaast is er nog beperkt ruimte voor een aantal niche-projecten die aanvullend zijn op de dienstverlening van de Ondernemershuizen.
Uitvoering van de actiepunten Startersbeleid – Kleinschalige bedrijfshuisvesting
- Meer kleinschalige bedrijfshuisvesting
De kennis over de behoefte aan kleinschalige bedrijfsruimte is geactualiseerd. In opdracht van Economische Zaken heeft O+S de vraag in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat er jaarlijks een behoefte bestaat aan 60.000 m² aan kleine bedrijfsruimten (tot 150 m²).
Omdat de markt hier onvoldoende in voorziet heeft Economische Zaken de oprichting van een drietal organisaties gestimuleerd die zich richten op de bouw van kleinschalige bedrijfsruimten. Eén daarvan is operationeel: Kleinschalig Vastgoed Amsterdam. Twee andere, de Amsterdamse Compagnie en Startgoed Amsterdam, worden naar verwachting in november 2005 operationeel.
Stadsdelen worden ambtelijk intensiever ondersteund bij hun projecten voor kleinschalige bedrijvigheid. Deze ondersteuning betreft het onderhandelen met ontwikkelaars, en ook het aanvragen van bijdragen.
In 2004 is en inventarisatie gemaakt van de mogelijke ontwikkellocaties voor kleinschalige bedrijfsruimten. Eind 2004 hebben de betrokken stadsdeelbestuurders zich gecommitteerd aan de realisatie van deze plannen. Dat heeft zijn positieve gevolg in de planvorming.
Met behulp van een objectsubsidie bij een aantal projecten de onrendabele top weggenomen. Hierdoor kon een belangrijke belemmering om tot realisatie te komen worden weggenomen.
In de periode 2000 – 2004 is 32.000 m² kleinschalige bedrijfsruimte gerealiseerd. De productie is gaandeweg op gang gekomen. Voor 2005 wordt realisering van 16.000 m² voorzien.
Bereikbaarheid
De bereikbaarheid van de stad is de laatste jaren een belangrijk aandachtspunt geweest op de beleidsagenda vanwege de toenemende internationale mobiliteit van personen- en goederenvervoer. Met name als vestigingsfactor voor het (internationale) bedrijfsleven speelt de bereikbaarheid van de stad een grote rol. Een goede aansluiting van de verschillende modaliteiten is noodzakelijk om Amsterdam verder te laten groeien als metropool.
Vanuit Hermez zijn op dit speerpunt op kleine schaal concrete resultaten geboekt. Dit komt vanwege de beperkte financiële mogelijkheden vanuit het beleidsprogramma. In het in 2005 gepubliceerde Verbreed Mainport programma is met de regionale partners en prioriteiten programma opgesteld waarin met name de bereikbaarheid grote aandacht heeft gekregen. Grote infrastructurele projecten vergen echter financieel commitment van diverse partijen zoals het rijk.
@ afbeelding invoegen
Uitvoering actiepunten Bereikbaarheid
- Waarborgen van de doorstroming
In Amsterdam zijn vier corridors aangewezen, die nooit gestremd mogen zijn. Dit om het onderliggende wegennet te ontlasten. Dit om de doorstroming te waarborgen.
- Doortrekken van de Noord Zuidlijn naar Schiphol
Voor een positieve beslissing over het doortrekken van de Noord Zuidlijn naar Schiphol is nog geen dekking gevonden. Gezien de omvangrijke opgave op het gebied van nieuwe infrastructuur in de regio Amsterdam is een besluit tot doortrekking niet binnen afzienbare tijd te verwachten.
- Uitbreiding van het aantal blauwe zones
In de “Menukaart parkeren” die recent is vastgesteld (RB 269/731-2004) is de blauwe zone als parkeerregime opgenomen. Het instellen van blauwe zones is een stadsdeelbevoegdheid. Het aantal blauwe zones bij winkelgebieden is fors uitgebreid. Vooral de stadsdelen in de Westelijke Tuinsteden hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
- Verbetering van het vergunningenbeleid
Op dit actiepunt is nog weinig voortgang geboekt. De werkgroep vrachtverkeer is opgeheven, vanwege capaciteitsproblemen bij de dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer.
Relaties met andere overheden
Sommige zaken op economisch terrein kan Amsterdam niet zelf oppakken, maar zijn wel van wezenlijk belang voor de economische ontwikkeling van de stad en regio. Hiervoor is regionale samenwerking en een interveniërende rol richting Rijk en EU van groot belang.
Regionale samenwerking op economische beleidsthema’s heeft de achterliggende periode een sterke stimulans gekregen. Gegeven de toegenomen internationale concurrentie – waarbij Amsterdam concurreert met buitenlandse metropolitane regio’s – is regionale samenwerking in Noordvleugelverband en op Randstadniveau steeds belangrijker en noodzakelijker. Amsterdam is in de regio de grootste stad en heeft de daaraan gekoppelde verantwoordelijkheid om samen te werken met de omliggende regio ook voortvarend opgepakt. Via onder andere het Ontwikkelings Plan Economie Regio Amsterdam (OPERA) en De Economische Strategie Randstad heeft deze samenwerking in de Hermez periode op visieniveau invulling gekregen.
De relaties met andere overheden betrekken nadrukkelijk ook de EU. De interventie van Amsterdam richting Brussel is op relevante beleidsthema’s belangrijker geworden. Vanuit Hermez is dit opgepakt in de vorm van onder andere de oprichting van een expertisecentrum Europese subsidies en een actieve lobby richting EU in G4-verband. Voor dit laatste is in G4-verband onlangs een gezamenlijk Europa Manifest uitgebracht gericht op de EU Structuurfondsen 2007-2013.
@ afbeelding invoegen
Uitvoering actiepunten Relaties met andere overheden
- Verbreding van de deelname van Amsterdam aan Europese programma’s
In september 2005 is het Expertisepunt Europese Subsidies (EES) van start gegaan. Hiermee wordt extra inzet gerealiseerd op het verwerven van Europese fondsen, vooralsnog voor de periode van een jaar. Alle gemeentelijke diensten, bedrijven en stadsdelen worden bezocht en op Europese subsidiemogelijkheden gescreend.
Vanuit het G4-kantoor in Brussel is onder andere de lobby gevoerd om de belangen van de vier grote steden in de nieuwe Structuurfondsenperiode 2007-2013 te behartigen. Bij de Bestuursdienst is hiervoor een programmamanager aangesteld.
Eurolink coördineert de periodieke kennisuitwisseling van deelnemers aan Europese programma’s, projecten en netwerken in het Europa Platform Amsterdam.
- Directe interventies bij het rijk
In EU context hebben de G-4 gezamenlijk bij de rijksoverheid aangedrongen op een eigen rol in het kader van:
1) het nationale actieprogramma naar aanleiding van de evaluatie halverwege van het communautaire Lissabon programma
2) de EU structuurfondsen in de periode 2007 – 2013
Deze lobby heeft succes gehad: in de toelichting op de rijksbegroting voor 2006 wordt op beide onderdelen een G-4 programma aangekondigd.
Het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA) heeft in december 2004 het Ontwikkelingsplan economie regio Amsterdam (OPERA) vastgesteld. Dit plan biedt de grondslag voor de economische strategie in het ROA-gebied.
In februari 2005 is de 4e Noordvleugelconferentie gehouden. In deze conferentie stond de economie centraal. Uitvloeisel van deze conferentie is dat de gemeente in het Noordvleugelgebied afspraken zullen maken over de ontwikkeling van kantoren- en bedrijvenlocaties. Hiermee wordt regionale afstemming bewerkstelligd.
Op het gebied van de economische ontwikkeling van Amsterdam en Almere wordt gewerkt aan afspraken om op een aantal terreinen nader samen te werken. Deze afspreken zullen in een convenant worden vastgelegd.
4. Conclusies en aanknopingspunten voor toekomstig beleid
In dit afsluitende hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies van de evaluatie en de hieruit voortvloeiende aanknopingspunten voor het toekomstige economische beleid gepresenteerd. Dit betreft zowel de wijze waarop procesmatig en inhoudelijk invulling is gegeven aan Hermez, als de lessen die hieruit voor de toekomst kunnen worden getrokken. Ook in de komende jaren zal een economisch beleidsprogramma, gericht op structurele versterking van de Amsterdamse economie, immers noodzakelijk blijven.
In paragraaf 4.1 staan allereerst de conclusies ten aanzien van de procesmatige uitvoering van de Hermez-bijdragen centraal. Paragraaf 4.2 gaat vervolgens in op het overall oordeel over de effectiviteit van Hermez. Na deze terugblik worden in paragraaf 4.3 – als opmaat naar een nieuw beleid – de inhoudelijke bouwstenen voor het toekomstige economische beleidsprogramma uitgewerkt. Tot slot wordt in paragraaf 4.4 de follow-up van Hermez als instrument behandeld. Dit betreft de procesmatige visie op het nieuwe programma voor de komende periode.
4.1 Procesmatige uitvoering van Hermez-bijdragen
EZ/Amsterdam heeft bij aanvang van Hermez aangegeven bij de toekenning van financiële bijdragen aan projecten, een andere rol te willen spelen dan tijdens de uitvoering van het AES II-programma. Dit had vooral betrekking op de volgende uitvoeringsaspecten:
- Een sterkere regierol van EZ/Amsterdam
- Meer betrokkenheid van de stadsdelen
- Minder versnippering van de inspanningen van EZ/Amsterdam
- Een sneller beslisproces bij Hermez-aanvragen: twee tranches per jaar
Terugkijkend kan worden gesteld dat bovenstaande verbeterpunten ook deels zijn gerealiseerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de meer regisserende rol van EZ/Amsterdam en meer projectaanvragen vanuit de stadsdelen voor het Hermez-programma. Ruim een kwart van het totaal aantal Hermez-projecten in de beschouwde periode is door de stadsdelen gegenereerd. Het tegengaan van de versnippering is niet helemaal gelukt. Zo kent Hermez 9 speerpunten, die ieder ook weer één of meer actiepunten hebben. Het totaal van 33 actiepunten (zie ook de bijlage) is – zeker als het gaat om het verlenen van financiële bijdragen bij een relatief beperkt budget – te veel. Het lijkt verstandig om in de toekomst de financiële middelen minder te versnipperen en deze in te zetten op een beperkter aantal speerpunten.
Het toekennen van financiële bijdragen op basis van Hermez is een bevoegdheid van het college. Het college informeert vervolgens de Commissie Financiën en Economische Zaken over de toekenning van bedragen. Om de tijdspanne tussen het moment van indiening en beoordeling van Hermez-aanvragen te bekorten, is er in Hermez gekozen voor twee tranches per jaar. Het college beslist dus per half jaar over het al dan niet verlenen van een bijdrage aan de tot dan toe ingediende projecten. Hierdoor kunnen aanvragers – na sluiting van de halfjaarlijkse tranche – binnen ongeveer drie maanden uitsluitsel krijgen over hun aanvraag. In de praktijk heeft de gemeenteraad echter aangegeven ook een oordeel te willen geven over de ingediende Hermez-projecten. Hierdoor is de doorlooptijd weer langer geworden (half jaar) en is de bedoelde versnelling van het beslisproces door de instelling van twee tranches per jaar weer deels teniet gedaan.
De in het kader van Hermez ingediende projecten, zijn in bijna de helft van de gevallen gegenereerd door het gemeentelijk apparaat zelf (als onderdeel van de uitvoering van het economisch beleid). In een meerderheid van de projecten betreft dit echter initiatiefnemers – externe partijen – die zelfstandig een aanvraag indienen voor een bijdrage. Dit aantal is in de loop van de tijd – naarmate de bekendheid van Hermez groter werd – ook toegenomen. Hiermee heeft Hermez steeds meer het karakter van een subsidieprogramma gekregen. Het is de vraag of ook in de volgende bestuursperiode op een dergelijke wijze gewerkt moet worden, of dat de gemeente sterker de regie bij zich moet houden. Bijvoorbeeld door in het nieuwe economische beleidsprogramma meer de focus te leggen op opdrachtverlening en aanbesteding. In paragraaf 4.4 wordt dit nader uitgewerkt.
Tot slot kan terugkijkend op de procesmatige uitvoering van de Hermez-bijdragen worden gesteld dat er in onvoldoende mate gewerkt is met gestandaardiseerde processen. Dit betreft dan niet zozeer de financiële afwikkeling van aanvragen, maar veel meer de adviserende en begeleidende rol die EZ/Amsterdam naar initiatiefnemers heeft gespeeld bij Hermez-projecten. In de afgelopen periode is er op dit punt geen uniformiteit geweest. Dit zal in een volgend programma dan ook anders moeten worden ingevuld.
4.2 Overall oordeel effectiviteit Hermez
Ten aanzien van het overall oordeel over de effectiviteit van het uitgevoerde Hermez-beleid in de afgelopen periode, moet in de eerste plaats worden benadrukt dat de directe rol van de overheid op de economische ontwikkeling per definitie beperkt is. Dit geldt dus ook voor de gemeente Amsterdam. Uit het vorige hoofdstuk kan wel worden afgeleid dat dit per speerpunt verschillend uitpakt. Dit hangt ook nauw samen met de mate waarin exogene veranderingen doorwerken per speerpunt. Bij de vaststelling van Hermez is destijds ook al de nodige flexibiliteit ingebouwd om de aandacht voor de speerpunten te kunnen variëren, afhankelijk van de economische omstandigheden van het moment.
Wat betreft de effectiviteit kan worden geconstateerd dat de indirecte effecten van met Hermez in gang gezette acties in feite belangrijker zijn dan de directe effecten (zie hoofdstuk 3) van de relatief kleine projecten die vanuit Hermez financieel ondersteund zijn. Deze indirecte effecten betreffen in de eerste plaats de ‘vliegwielwerking’ die van de Hermez-bijdragen is uitgegaan. Deze bijdragen hebben als hefboom richting marktpartijen gefungeerd om zelf ook te investeren in belangrijke projecten voor de stad. Het bedrag van ruim 33,6 miljoen euro aan toegekende Hermez-bijdragen heeft in totaal ruim 55,3 miljoen euro aan financiering van andere partijen ‘losgemaakt’. Het financiële multipliereffect van de Hermez-bijdragen bedraagt daarmee 1,64. Dat wil zeggen dat elke toegekende Hermez-euro heeft geresulteerd in 1,64 euro financiering door andere partijen.
Een tweede – en misschien nog wel belangrijkere – vorm van indirecte effecten heeft betrekking op de uitstraling die de uitvoering van een economisch beleidsprogramma heeft op relevante actoren binnen de stad. Het gevoel dat er “wat gebeurt in de stad” en de gemeente op dit terrein een actieve rol vervult, is buitengewoon waardevol. Dergelijke ‘imago-effecten’ zijn niet te meten, maar stimuleren bijvoorbeeld derden (marktpartijen, stadsdelen) wel om ook zelf zaken actief op te pakken. In de komende periode is een beleidsprogramma Economische Zaken dan ook zeker nodig.
Terugkijkend op hoofdlijnen is de met Hermez ingeslagen richting op veel terreinen goed geweest. Dit blijkt vooral uit de in hoofdstuk 3 per speerpunt beschreven wisselwerking tussen enerzijds de veranderingen in de exogene omgeving en anderzijds de effecten van via Hermez ontplooide actiepunten en projecten. In die zin heeft Hermez zeker bijgedragen aan het creëren van zo optimaal mogelijke randvoorwaarden om als stad goed te kunnen inspelen op de continue veranderingen in de economische omgeving. Dit is gebeurd aan de hand van een breed spectrum van beleidsinstrumenten die via Hermez zijn ingezet, variërend van (lange termijn) visieontwikkeling tot het geven van financiële bijdragen aan concrete projecten.
Succesvolle voorbeelden hiervan zijn de uitwerking van het city marketing beleid via de ‘I Amsterdam’ campagne, de invulling van het startersbeleid met de Ondernemershuizen en de realisering van kleinschalige bedrijfsruimte in de stad met projecten die (mede) vanuit het Hermez-programma zijn gefinancierd. Daarnaast is er ook op thema’s als kennisinfrastructuur (opzetten Amsterdamse Innovatie Motor) en toerisme en congreswezen (stimuleren van hotelontwikkeling) de afgelopen periode duidelijke vooruitgang geboekt. Natuurlijk zijn er op onderdelen ook zaken minder voorspoedig verlopen. Zo zijn er geen Hermez-projecten gerealiseerd onder het speerpunt ‘relaties met andere overheden’, is de invloed van het economische beleid op het speerpunt bereikbaarheid gering en is het stimuleren van het ICT-gebruik onder MKB-bedrijven lastiger gebleken dan verwacht.
4.3 Opmaat naar een nieuw beleid
Na de terugblik op de achterliggende periode, wordt er in deze paragraaf een opmaat gegeven voor het vervolg op Hermez in de komende jaren. De ‘sense of urgency’ om te blijven investeren in de Amsterdamse economie is immers nog zonder meer aanwezig. Centrale vraag daarbij is wel: kan er op dezelfde voet worden doorgegaan of moeten er nieuwe accenten en/of speerpunten in het beleid worden aangebracht?
Deze vraag kan niet los worden gezien van de belangrijkste beleidskaders die voor het thema economie in de periode na 2002 inmiddels zijn vastgesteld. Zo komen er in het kader van het Grotestedenbeleid en het landelijke EZ-programma Pieken in de Delta de komende jaren de nodige financiële middelen ter beschikking voor Amsterdam en de regio. Voor de allocatie van deze gelden is dus in ieder geval een nieuw Amsterdams economisch beleidsprogramma met bijbehorende middelen voor cofinanciering nodig. Door een brug te slaan tussen de uitkomsten van deze evaluatie en de meest relevante beleidskaders, kan een eerste aanzet worden gegeven voor de uitwerking van het EZ-beleid in de komende jaren.
Relatie met bestaande beleidskaders
Bestaande – zowel nationale, regionale als lokale – beleidsdocumenten vormen een belangrijk referentiekader voor de invulling van het (toekomstige) beleid van EZ/Amsterdam. Enerzijds betekent dit dat bepaalde zaken al zijn vastgelegd – bijvoorbeeld via lange termijn afspraken met het Rijk – waardoor de keuzemogelijkheden voor een deel zijn ingeperkt. Anderzijds bieden de bestaande beleidskaders ook kansen voor synergie. Dit betreft bijvoorbeeld extra (financiële) impulsen voor de toekomstige speerpunten van het Amsterdamse EZ-beleid door deze in te bedden in bredere nationale en regionale beleidskaders.
Relevante beleidskaders op lokaal niveau voor EZ/Amsterdam zijn in de eerste plaats het Structuurplan Amsterdam ‘Kiezen voor stedelijkheid’ en het Sociaal Structuurplan ‘Wat Amsterdam beweegt’. In het structuurplan is op hoofdlijnen aangegeven welk beleid de gemeente wil voeren ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in de periode tot 2010. Dit vormt dus een belangrijk overkoepelend kader. Via bestemmingsplannen wordt hier vervolgens op stadsdeelniveau meer gedetailleerd invulling aan gegeven. In het Sociaal Structuurplan 2004-2015 staat een integrale benadering van de aanpak van actuele maatschappelijke en economische vraagstukken centraal (zie kader).
Sociaal Structuurplan Amsterdam 2004-2015 ‘Wat Amsterdam beweegt’
Het Sociaal Structuurplan is één van de actuele bouwstenen voor beleid in de gemeente Amsterdam. Dit plan is gericht op een betere wisselwerking tussen de sociale pijler en het ruimtelijk, economisch en veiligheidsbeleid van de gemeente. Daartoe worden zes visies op de stad Amsterdam: kennisstad, werkende stad, culturele stad, sportieve stad, zorgzame stad en veilige stad met elkaar verbonden. Dit beleidsplan biedt daarmee de bouwstenen om de noodzakelijke wisselwerking tussen de sociale samenhang – of nog breder de ‘quality of life’ – in de stad en de economische concurrentiepositie te versterken.
In het Sociaal Structuurplan is een drieledige doelstelling geformuleerd:
- investeren in grootstedelijke dynamiek
- investeren in menselijk kapitaal
- investeren in een leefbare omgeving.
Het realiseren van de eerste doelstelling moet zorgen dat Amsterdam een creatieve kennisstad wordt, die in de concurrentiestrijd tussen nationale en internationale vestigingsmilieus een sterke en onderscheidende positie inneemt. Dit kan echter niet los worden gezien van de sociale samenhang in de stad, die in Amsterdam onder druk staat (Staat van de Stad, 2005). Er is immers een duidelijke wisselwerking. Het Sociaal Structuurplan biedt de bouwstenen om de komende jaren de knelpunten in deze wisselwerking op te pakken.
Amsterdam heeft verder in het kader van het Meerjarig Ontwikkelings Programma 2005-2009 Grotestedenbeleid III ‘Resultaten om te behalen’ (MOP) een aantal outputafspraken gemaakt met het Rijk (zie kader). Deze zullen in een nieuw economisch beleidsprogramma een prominente rol moeten krijgen. Naast het economische domein is daarbij ook het fysieke en sociale domein van het MOP relevant voor EZ/Amsterdam.
Meerjarig Ontwikkelings Programma 2005-2009 Grotestedenbeleid III ‘Resultaten om te behalen’ (MOP)
Het MOP beschrijft de ambities van Amsterdam in het kader van het Grotestedenbeleid van het Rijk voor de periode 2005-2009. Per domein – economie, fysiek en sociaal – zijn daartoe een aantal outputafspraken met het Rijk vastgelegd. Het economische domein vormt vanzelfsprekend het belangrijkste kader voor de invulling van het beleid van EZ/Amsterdam in de komende periode.
De economische outputdoelstellingen in het MOP voor Amsterdam hebben betrekking op:
- Verbeteren van verouderde bedrijventerreinen en de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen
- Verminderen van de criminaliteit tegen bedrijven en ondernemers
- Verbeteren van de dienstverlening aan ondernemers
- Begeleiding van startende ondernemers en de bouw van kleinschalige bedrijfsruimten
- Toerisme en congreswezen
- Kennisinfrastructuur
Ook vanuit het fysieke en sociale domein zijn er in het MOP een aantal outputdoelstellingen afgesproken die duidelijke raakvlakken met het gemeentelijk EZ-beleid hebben. Vanuit het fysieke domein betreft dit onder andere afspraken op het gebied van wonen (betere balans tussen vraag en aanbod), omgevingskwaliteit, zorgvuldig ruimtegebruik en fysieke voorwaarden voor een aantrekkelijke sociale en veilige omgeving. Binnen het sociale domein zijn vooral thema’s op het terrein van onderwijs, leefbaarheid en veiligheid ook voor het economische beleidsveld relevant. Dit ook vanuit het besef dat een goede balans tussen ‘competing’ and ‘caring’ belangrijk is voor de toekomstige ontwikkeling van de stad.
Op regionaal niveau zijn de Noordvleugelconferenties, het Ontwikkelings Plan Economie Regio Amsterdam (OPERA) en de Economische Strategie Randstad belangrijke initiatieven om gezamenlijk de ontwikkeling van de regionale economie gestalte te geven (zie kader). Het beleid van EZ/Amsterdam zal moeten aansluiten op deze regionale beleidskaders, waarbij zowel in ROA-, Noordvleugel- als Randstadverband wordt ingezet op samenwerking met de regio om de (internationale) concurrentiepositie van Amsterdam te versterken.
Noordvleugelconferenties - Ontwikkelings Plan Economie Regio Amsterdam (OPERA)
Op de Noordvleugelconferenties worden de hoofdlijnen van de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de regio op lange termijn vastgelegd. Uitgangspunt daarbij is regiobreed met elkaar optrekken en afspraken maken die door alle regionale partijen worden onderschreven. Tijdens de begin 2005 gehouden Vierde Noordvleugelconferentie stond het thema economische ontwikkeling centraal. Daarbij is tot een groot aantal acties besloten om de internationale concurrentiepositie van de regio (verder) te versterken. Deze acties zijn gericht op een zestal samenhangende thema’s:
- Optimalisering van de relatie tussen de ontwikkeling van Schiphol en de regio
- Regionale afstemming van de ontwikkeling van bedrijventerreinen en kantoorlocaties (PLABEKA)
- Kennis en innovatie
- Bereikbaarheid
- Wonen
- Havens
Op de in november 2005 gehouden Vijfde Noordvleugelconferentie is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze acties besproken en bepaald welke aanvullende maatregelen eventueel noodzakelijk zijn.
Een belangrijke bouwsteen voor de in het Noordvleugeloverleg gekozen ontwikkelingsstrategie is het Ontwikkelings Plan Economie Regio Amsterdam (OPERA). Uitgangspunt van OPERA is uitvoering van een metropolitane strategie: de ontwikkeling van de regio tot één samenhangend grootstedelijk vestigingsmilieu (Deltametropool) die kan functioneren en concurreren op Europese en mondiale schaal. Hiertoe zijn in OPERA de volgende structuurdoelstellingen geformuleerd:
- Benutting van het specifieke profiel van de regionale economie (krachtige internationale oriëntatie, centrale knooppuntpositie in internationale netwerken en het contact- en kennisintensieve karakter van veel economische clusters).
- Handhaving van een breed geschakeerde productiestructuur (industrie, havens, Schiphol, zakelijke en financiële dienstverlening, ICT en nieuwe media, toerisme).
- Vergroting van de samenhang binnen de regionale economie.
- Streven naar meer ruimtelijk evenwichtige economische dynamiek.
Ook in G-4 verband richting de Europese Structuurfondsen worden de krachten gebundeld. In het recente G-4 Europa Manifest ‘De stad in de EU, de EU in de stad’ wordt de aanzet gegeven voor een gezamenlijk programma van Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag voor de EU Structuurfondsen 2007-2013 (zie kader). Dit programma vormt daarmee een belangrijk toetsingskader voor het nieuwe Amsterdamse EZ-beleid als het gaat om het aanboren van Europese subsidiebudgetten.
G-4 Europa Manifest ‘De stad in de EU, de EU in de stad’: aanzet voor een G-4 programma voor de EU Structuurfondsen 2007-2013
In juli 2005 hebben Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag het G-4 Europa Manifest uitgebracht. Dit betreft vooral de inhoudelijke prioritering van het toekomstige G-4 programma voor de Europese Structuurfondsen in de periode 2007-2013. Hierin zijn de volgende vier prioriteiten aangebracht, waaraan weer een aantal maatregelen zijn gekoppeld:
- De kennisintensieve, ondernemende stad: gericht op de economische ontwikkeling
- De vernieuwende stad: gericht op verbetering van de fysieke infrastructuur en leefmilieu
- De stad voor iedereen: gericht op verbeteren van de sociale infrastructuur
- De stad als partner: gericht op samenwerking en kennisuitwisseling
Aansluiting van dit G-4 EU programma op bestaand en toekomstig beleid van de vier grote steden zal de samenhang en effectiviteit van de voorgenomen maatregelen vergroten. Hiermee vormt het manifest een belangrijk richtsnoer voor de invulling en uitwerking van het nieuwe EZ-beleid van de gemeente Amsterdam.
Andere relevante beleidskaders hebben betrekking op Schiphol en de Amsterdamse haven. Het Verbreed Mainportprogramma Schiphol heeft tot doel de leefbaarheid en de concurrentiepositie van de regio en de mainport veilig te stellen. Het EZ-beleid zal wat betreft het thema Schiphol hierop moeten worden afgestemd. Dit geldt ook voor het havenbeleid, waarvoor de Havenvisie 2001-2010 leidend is.
Wat betreft beleidskaders op nationaal niveau is vooral Pieken in de Delta van het Ministerie van Economische Zaken actueel en relevant. Dit is de gebiedsgerichte economische agenda van het kabinet voor de komende jaren om het concurrentievermogen van de Nederlandse economie te versterken (zie kader). Voor een aantal economische prioriteiten worden daartoe de nodige financiële middelen beschikbaar gesteld, die ook gekoppeld kunnen worden aan de toekomstige speerpunten van het Amsterdamse EZ-beleid. Tijdens de Vijfde Noordvleugelconferentie op 18 november 2005 is voor het thema ‘kennis en innovatie’ reeds een voorschot genomen op de uitwerking van het gebiedsgerichte economische programma voor de (bredere) Noordvleugel, via de formulering van de contouren voor een regionale innovatiestrategie.
Pieken in de Delta: Gebiedsgerichte Economische Perspectieven Noordvleugel Randstad
De Nota Pieken in de Delta bevat de gebiedgerichte economische agenda van het Rijk voor zes economisch samenhangende gebieden in Nederland. De uitvoering van deze agenda in de periode tot 2010 moet bijdragen aan de ambitie om van Nederland een concurrerende en dynamische economie te maken. Voor de Noordvleugel Randstad (inclusief Utrecht) – aangewezen als één van de zes kerngebieden – zijn in Pieken in de Delta een zestal economische prioriteiten benoemd:
- Kennis en innovatie
- Internationaal toerisme en congreswezen
- Bereikbaarheid en mainports
- Bedrijventerreinen (topprojecten)
- Stadseconomie
- Structuurfondsen/regionaal beleid
Als onderdeel van de meerjarige programmatische aanpak die met Pieken in de Delta worden beoogd, zal er een samenhangend economisch programma op Noordvleugelniveau voor de periode 2007-2010 worden ontwikkeld. Daarnaast zijn er voor proefprojecten in 2005 en 2006 al middelen beschikbaar. Voor de thema’s kennis en innovatie, internationaal toerisme en congreswezen en bereikbaarheid en mainports wordt gestreefd om hier als Noordvleugel een eerste aanzet voor een relevante projectenlijst te kunnen presenteren.
Beleid en speerpunten voor de toekomst
Hermez is een sterk op de stad gericht programma, waarbij zeer divers – en daardoor versnipperd – is ingezet op vele terreinen. Dit is ook inherent aan het brede beleidsveld van Economische Zaken. Het via de reguliere activiteiten versterken van de productiestructuur, verbeteren van het vestigingsklimaat en vergroten van het organiserend vermogen in stad en regio zal ook in de komende periode de nodige aandacht dienen te krijgen. In onderstaand kader is weergegeven welke thema’s binnen Hermez aandacht hebben gekregen.
Thema’s van het beleid van Economische Zaken/gemeente Amsterdam in Hermez
1.Versterking van de productiestructuur
- City promotion en acquisitie van bedrijvigheid - Haven
- ICT en nieuwe media - Luchthaven Schiphol
- Bio- en medische technologie - Toerisme en congreswezen
- Industrie - Financiële en zakelijke dienstverlening
2.Verbetering van het vestigingsklimaat
- Ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid - Arbeidsmarkt
- Bedrijventerreinen - Woonmilieu
- Kantorenlocaties - Kennisinfrastructuur
- Winkelcentra en detailhandel - Lokaal lastenniveau
- Perifere en grootschalige detailhandelsvestigingen - Veiligheid
- Bereikbaarheid - Cultuur
3.Vergroten van het organiserend vermogen in stad en regio
- Regionale samenwerking en interventies bij het Rijk - Startersbeleid
- Organiserend vermogen van ondernemers - Amsterdam in Europa
- Ondersteuning aan ondernemers
Wat betreft de keuze van de speerpunten en de wijze waarop dit – in termen van financiële ondersteuning – invulling krijgt, lijkt een koerswijziging wenselijk. De motieven hiervoor zijn drieledig. Ten eerste is de economische omgeving veranderd. In het internationale krachtenveld worden steden geconfronteerd met een steeds kleiner wordende speelruimte, met daarbinnen slechts een beperkte set van direct beïnvloedbare factoren waarop zij zich van de concurrentie kunnen onderscheiden. Wat je als regio Amsterdam beleidsmatig kunt sturen moet je dus goed doen, want de concurrerende regio’s doen dit ook. Dit vergroot de noodzaak om op een innovatieve en minder versnipperde manier invulling te geven aan de voor Amsterdam beïnvloedbare locatiefactoren.
Ten tweede opereert EZ/Amsterdam beleidmatig niet in een vacuüm. De hiervoor genoemde beleidskaders bieden belangrijke aanknopingspunten voor het toekomstige EZ-beleid. In deze kaders komen – op zowel lokaal, regionaal als nationaal niveau – een aantal ‘rode draden’ terug van centrale thema’s. Met name op het terrein van innovatie, bereikbaarheid, toerisme en vestigingsmogelijkheden zijn er grote raakvlakken met de economische uitdagingen waar Amsterdam de komende jaren voor staat.
Ten derde biedt deze evaluatie – en de daaraan ten grondslag liggende analyses – ook de nodige input voor nieuwe speerpunten van het toekomstige EZ-beleid.
Gegeven de bestaande beleidskaders en de belangrijke uitdagingen waarmee Amsterdam nu geconfronteerd wordt (toenemende internationale concurrentie, verdere transformatie naar een kenniseconomie) zou de blik in de komende jaren veel meer naar buiten toe gericht moeten zijn. Dit betekent kiezen voor speerpunten die bijdragen aan het versterken van de (internationale) concurrentiepositie van de regio Amsterdam met – gegeven de beperkte financiële mogelijkheden die EZ/Amsterdam heeft – de focus op een beperkt aantal kernpunten. Investeringen in de stad dienen daarbij dus (mede) te worden beoordeeld op de externe uitstralingseffecten. Dit wordt ook breed gedragen door de geraadpleegde externe stakeholders. Kernboodschap daarbij is: blik van binnen naar buiten toe richten en focus op kernpunten in plaats van versnippering.
De volgende speerpunten zouden dan de komende jaren in het EZ-beleid extra aandacht dienen te krijgen:
- MKB: dienstverlening aan ondernemers en zorgen voor optimale randvoorwaarden voor ondernemen in de stad.
- Innovatie en kennisinfrastructuur: op een breed front het innovatieve vermogen van de stad vergroten.
- Toerisme en congreswezen: Amsterdam presenteren als gastvrije stad en profilering als internationaal toeristisch, congres- en leisurecentrum.
- Bereikbaarheid: verbetering van de interne en externe bereikbaarheid van de stad en versterking van de samenhang tussen Schiphol (behoud van hubfunctie) en de regio.
- Vestigingsmogelijkheden: bieden van voldoende grootschalige en kleinschalige bedrijfsruimte voor (startende) ondernemers.
Het MKB is nadrukkelijk gekozen als eerste speerpunt. EZ/Amsterdam is er in de eerste plaats om ondernemen in de stad zo aantrekkelijk mogelijk te maken, voor nieuw aan te trekken bedrijven maar vooral ook voor de reeds gevestigde bedrijven. Dit betekent dus aandacht voor het MKB. Verder is het MKB belangrijk omdat dit doorwerkt in alle overige speerpunten. Voor zowel innovatie, toerisme, bereikbaarheid en huisvesting geldt immers dat dit ook nadrukkelijk het MKB raakt.
Ook het thema arbeidsmarkt zal in de komende periode nadrukkelijk een plaats krijgen in het EZ-beleid van de gemeente Amsterdam. In de achterliggende Hermez-periode heeft dit invulling gekregen via het programma Ruim baan voor werk. Ook is het Platform Arbeidsmarkt en Onderwijs opgericht. Het ligt voor de hand om het Ruim baan programma, waarbij inmiddels ruim 50 projecten zijn gehonoreerd hetgeen ruim 1000 banen heeft opgeleverd in het lagere segment, in de komende periode voort te zetten. Het programma biedt echter geen sluitende dekking van het thema arbeidsmarkt, omdat het segment hoger opgeleiden buiten het bereik van het Ruim baan valt. Om meer te kunnen doen met initiatieven op het snijvlak van kennis en innovatie en arbeidsmarkt, kan een andere inbedding van het thema arbeidsmarkt in het nieuwe economische beleidsprogramma wenselijk zijn. De uitwerking hiervan zal na de evaluatie van het Ruim baan programma (begin 2006) concreter worden ingevuld.
Hieronder is voor de vijf geformuleerde speerpunt een aantal belangrijke aandachtspunten voor de komende periode weergegeven.
MKB: dienstverlening aan ondernemers
- Verminderen van de lasten die voor ondernemers ontstaan door maatregelen, procedures en organisatiestructuren van de overheid, die niet strikt noodzakelijk, slecht gecoördineerd en/of niet doelgericht zijn (de zogenaamde Red Tape). Het gaat hierbij om zaken als doorlooptijden, aanvraagprocedures, leges, administratieve lasten, formulieren, dienstverlening en transparantie. Dit kan worden opgepakt door het optimaliseren van het digitale Loket Amsterdam voor ondernemers, verdere verlaging van de administratieve lasten en continuering van het actiepunt strijdige regels.
- Continuering van de MKB-manager als succesvol initiatief om het organiserend vermogen van het MKB te versterken.
Innovatie en kennisinfrastructuur
- Benutten van de mogelijkheden die de opkomst van de creatieve industrie biedt voor de profilering van Amsterdam op dit gebied. Het rijksbeleid, met Pieken in de Delta, biedt financiële mogelijkheden tot het voeren van gebiedsgericht innovatiebeleid.
- Het beter neerzetten van Amsterdam als kennisstad. Er liggen nog veel mogelijkheden om de samenwerking tussen de verschillende kennisinstituties en het bedrijfsleven (MKB) te verbeteren, bijvoorbeeld op gebied van ICT, nieuwe media en life sciences.
- Meer aandacht voor mogelijke knelpunten in het Amsterdamse R&D-profiel. Amsterdam heeft voor R&D-vestigingen een aantrekkelijk vestigingsklimaat (bijvoorbeeld op het gebied van kennisinfrastructuur, internethub AMS-IX), maar het aantal aangetrokken buitenlandse bedrijven uit dit segment blijft in de regio Amsterdam achter in vergelijking tot concurrerende Europese steden. Het is dus van belang om scherper in beeld te krijgen wat de achterliggende oorzaken hiervan zijn (bijvoorbeeld minder positieve percepties van het R&D-profiel van Amsterdam in het buitenland).
Toerisme en congreswezen
- Amsterdam heeft in het Meerjarig Ontwikkelingsplan voor het Grotestedenbeleid de ambitie geformuleerd 1% meer groei te realiseren dan de gemiddelde groei van de concurrentie, zijnde de top tien van de Europese toeristensteden. Dit is een forse ambitie, aangezien Amsterdam flinke concurrentie ondervindt van nieuw opgekomen toeristensteden, zoals Praag en Boedapest. Bezien moet worden hoe de markt meer kan worden gestimuleerd om het toeristisch product te vernieuwen.
-
Ook op het gebied van het congreswezen heeft Amsterdam in haar GSB-afspraken met het Rijk een flinke ambitie vastgelegd: 1% groei boven de gemiddelde groei van de concurrentie (zijnde de top 10 internationale congressteden). Amsterdam zal zich stevig moeten inspannen om deze ambitie te kunnen waarmaken. Het is van belang dat de hele keten van het congreswezen daarbij wordt betrokken: kwaliteit locaties, prijsniveau, gastvrijheid, taxi’s, ontvangst Schiphol, acquisitie.
- Meer investeren in buitenlandse communicatie en promotie van de regio Amsterdam. Momenteel is er bijvoorbeeld sprake van achterhaalde percepties bij buitenlandse ondernemers over de huidige situatie op de kantoren- en arbeidsmarkt in Amsterdam.
- City promotie (I Amsterdam) is een belangrijk aandachtspunt voor de komende jaren. Naast de focus op het internationale bedrijfsleven, bewoners en toeristen kan ook het MKB hier meer bij worden betrokken. Ook meer spreiding van toerisme over de stad (en regio) blijft een belangrijke doelstelling.
Bereikbaarheid
- Behoud van Schiphol als mainport (en internationale hubfunctie) en het beter profileren van de Amsterdamse haven als tweede mainport blijven belangrijke aandachtspunten. De bereikbaarheid van de stad zal in de toekomst voor de ontwikkeling van de Amsterdamse economie alleen maar in belang toenemen.
- Het optimaliseren van het onderliggende wegennet is van groot belang voor de doorstroming en de bereikbaarheid van de stad en daarmee dus een belangrijke randvoorwaarde bij het stimuleren van economische bedrijvigheid in Amsterdam.
Vestigingsmogelijkheden
- Het inlopen van het tekort aan kleinschalige bedrijfsruimtes in de stad. In het Meerjarig Ontwikkelingsprogramma Grotestedenbeleid heeft Amsterdam zich richting het rijk vastgelegd op de ontwikkeling van 20.000 m² kleinschalige bedrijfsruimten per jaar (nieuwbouw en renovatie).
- Verdere uitbouw van de regionale samenwerking op het gebied van bedrijventerreinen. Tijdens de vierde Noordvleugelconferentie hebben de betrokken overheden afgesproken een gezamenlijk regionaal beleid te zullen voeren ten aanzien van de bedrijventerreinen. Op de vijfde Noordvleugelconferentie zijn hierover nadere afspraken worden gemaakt.
- Versterking en uitbouw van de Zuidas als (internationale) toplocatie.
Tot slot zal natuurlijk ook het nieuwe collegeprogramma in 2006 een belangrijke stempel drukken op de invulling van het Amsterdamse EZ-beleid in de komende jaren.
4.4 Follow-up Hermez als instrument
Naast een andere inhoudelijke invulling van het economische beleidsprogramma, is ook een nieuwe procesmatige uitwerking hiervan gewenst. Dit betreft dan de wijze waarop EZ financiële middelen toebedeeld aan relevante projecten. Ook het nieuwe programma blijft namelijk bedoeld voor het geven van impulsen aan het versterken van de Amsterdamse economie. In deze paragraaf worden daartoe de (nieuwe) uitgangspunten en het breder kader geschetst. De concrete uitwerking hiervan zal overigens pas in het nieuwe programma zelf gebeuren.
Van subsidie-instrument naar meer opdrachtverlening en aanbesteding
Hermez heeft in de praktijk voor een deel gewerkt als subsidieprogramma, maar was daar – door het ontbreken van een helder beoordelingskader – in feite niet goed geschikt voor. Een ander nadeel van het subsidiekarakter van Hermez, betreft een relatief groot aantal ingediende aanvragen die niet voor honorering in aanmerking kwamen. Dit heeft niet alleen tot een grote (onnodige) belasting van het EZ-apparaat geleid, maar ook tot teleurstellingen over afwijzingen bij aanvragers. Het instrument van subsidie zal in het nieuwe programma dan ook worden beperkt.
In plaats daarvan zal het nieuwe economische stimuleringsprogramma de scherper afgebakende speerpunten (vijf in plaats van negen) vooral realiseren met projecten in de vorm van opdrachtverlening en aanbesteding aan marktpartijen en financiële bijdragen aan stadsdelen. Wat betreft de relatie met de stadsdelen verandert er op dit punt niets. Hoewel de insteek veel meer zal komen te liggen op opdrachtverlening en aanbesteding, zal in het nieuwe programma nog wel ruimte zijn voor subsidieverstrekking. Voor interessante projecten zal er ook de komende periode de mogelijkheid zijn om financiële ondersteuning vanuit de gemeente aan te vragen. Ook in de constructie van opdrachtverlening en aanbesteding blijft het overigens mogelijk om partnerships aan te gaan met externe partijen, om zo in nauwe samenwerking met derden te werken aan de versterking van de economische structuur en een concurrerend vestigingsmilieu.
Naast het economische stimuleringsprogramma verleent EZ/Amsterdam ook zogenaamde structurele subsidies. Het gaat hierbij niet om subsidies voor projecten, maar om structurele subsidierelaties op het gebied van toerisme en city marketing met het ATCB en Amsterdam Partners. Deze subsidies zullen – net als in het verleden – in verband met hun continue karakter, geen onderdeel uitmaken van het nieuwe stimuleringsprogramma. De structurele subsidie op het gebied van startersondersteuning met de Stew zal de komende jaren worden afgebouwd.
Meer programmatische betrokkenheid van de stadsdelen
EZ/Amsterdam wil de stadsdelen op een meer programmatische wijze betrekken bij het economische beleid van Amsterdam. Stadsdelen vervullen immers een belangrijke rol in het realiseren van de doelstellingen van het EZ-beleid. Mede ook ingegeven door de stadsconvenanten die in het kader van het MOP/GSB3 zijn afgesloten, wil EZ meer mogelijkheden creëren om programmatisch te honoreren (in plaats van alleen maar kortlopend projectmatig). Dit schept ook meer een gemeenschappelijk kader. Verder hangt de rol die stadsdelen (kunnen) spelen sterk af van de thema’s.
Betere benutting van nationale en Europese middelen
Tot slot is het ook zaak om de kansen die er liggen in het aanboren van nationale en Europese middelen, in de komende periode beter te benutten. Daarbij gaat het onder andere om de hefboomwerking die de inzet van Amsterdamse middelen kunnen hebben naar Europese fondsen (cofinanciering) en die een versterking van de effecten van het nieuwe beleid op de vijf speerpunten kunnen bewerkstelligen. Het recentelijk opgerichte Expertisecentrum Europese Subsidies kan daar een belangrijke rol in (gaan) spelen.
Bijlagen
Sterkte-zwakte analyse (SWOT) uit Hermez
Speerpunten van beleid en projecten voor de periode 2002-2006 in Hermez
Midden- en Kleinbedrijf: een stimulans voor de motor van de economie
-
Instandhouden van een fijnmazige detailhandelstructuur €
- MKB-manager ++
- Ontwikkelen van een virtueel ondernemersloket ++
- Bevorderen van de veiligheid in winkels en winkelcentra ++
-
Bevorderen van de bereikbaarheid/uitbreiding aantal blauwe zones €
Kennisinfrastructuur: de kennis beter benut
-
Bevorderen van het ICT-gebruik in het MKB €
- Stimulering van bio- en medische technologie +
-
Stimulering van de oprichting van incubators €
- Werven nieuwe bedrijven +
Arbeidsmarkt: de knelpunten bestreden
- Wegnemen knelpunten op de arbeidsmarkt en signaleren van knelpunten
aan de vraagzijde €
- In stellen van een werkgeversloket ++
Veiligheid
- Deelname EZ aan PCA en aansturing veiligheidsmanager PCA ++
- Financiële ondersteuning van de veiligheidsmanager en projecten +
Grootschalige bedrijfslocaties: ruimte voor bedrijven en kantoren
- Plaats voor nieuwe bedrijventerreinen, binnen en buiten de ring -
- Nieuwe logistieke terreinen in of bij de Lutkemeerpolder en de Noorder IJplas -
-
Het ontwikkelen van een Medisch Science Park nabij het AMC €
- Beter benutten van bestaande terreinen door een betere segmentering
en optimalisering van het grondgebruik. €
- Opwaardering van terreinen door herstructurering en revitalisering ++
-
Stimuleren van initiatieven op het gebied van park- en vervoersmanagement €
City promotion en toerisme: Amsterdam presenteert zich
- Meer spreiding van het toerisme over de stad +
- Nieuwe aantrekkelijke evenementen en attracties voor toeristen +
-
Vergroten van het hotelaanbod, met name buiten het centrum. €
-
Revitalisering van congresaccommodaties €
- Harmonisering en coördinatie van de ‘City Promotion’. +
Startersbeleid: ruimte voor beginnende ondernemers
- Een betere ondersteuning van starters +
- Meer kleinschalige bedrijfshuisvesting ++
Bereikbaarheid
-
Waarborgen van de doorstroming €
- Doortrekken van de Noordzuidlijn naar Schiphol --
- Uitbreiding van het aantal blauwe zones +
- Verbetering van het vergunningenbeleid -
Relaties met andere overheden
- Verbreding van de deelname van Amsterdam aan Europese programma’s +
-
Directe interventies bij het Rijk €
- Regionale samenwerking ++
Stand van zaken projecten naar speerpunt
Totaal 144 33.676.840
Bron: Amsterdamse Economische Verkenningen Voorjaar 2005, SEO
De potentiële beroepsbevolking bestaat uit alle inwoners van Amsterdam tussen 15 en 65 jaar.
De feitelijke beroepsbevolking betreft alle inwoners van Amsterdam die werken en (tenminste 12 uur per week) willen werken.
Bron: Amsterdamse Economische verkenningen Voorjaar 2005, SEO